Een recent gepubliceerd Koninklijk Besluit voorziet in een aantal aanpassingen op het vlak van de RSZ. Ten eerste wijzigde de RSZ haar behandeling van de fietsvergoeding toegekend voor het woon-werkverkeer afgelegd met een elektrische fiets. Ten tweede stemde zij de sociale reglementering af op de fiscale wat betreft de terbeschikkingstelling van bedrijfsfietsen.
Vrijgestelde fietsvergoeding
In ons nieuwsbericht van 10 oktober 2017 informeerden wij u reeds over de gewijzigde fiscale behandeling van de fietsvergoeding toegekend voor het woon-werkverkeer met de elektrische fiets.
De RSZ heeft zich nu ook uitgesproken over de behandeling van deze fietsvergoeding en verwijst voor de invulling van het begrip “fiets” naar de definitie op fiscaal vlak. Hieruit volgt dat de fietsvergoeding toegekend voor woon-werkverplaatsingen met de fiets, de elektrische fiets of de speed pedelec, vrijgesteld is van sociale bijdragen.
Terbeschikkingstelling van een bedrijfsfiets
De terbeschikkingstelling van een bedrijfsfiets vormt voor de fiscus een voordeel dat vrijgesteld is van belastingen, zowel wat het beroeps- als het privégebruik (met inbegrip van het woon-werkverkeer) betreft.
Vroeger stelde de RSZ zich strenger op en bepaalde dat de terbeschikkingstelling van een bedrijfsfiets enkel van sociale bijdragen vrijgesteld werd voor wat het woon-werkverkeer betreft. De RSZ zit nu echter op één lijn met de fiscus, waardoor ook de zuiver privéverplaatsingen vrijgesteld zijn van sociale bijdragen, op voorwaarde dat de bedrijfsfiets daadwerkelijk gebruikt wordt voor het woon-werkverkeer.
Deze wijzigingen treden retroactief in werking. Ze gelden immers vanaf het aanslagjaar 2018, dus vanaf 1 januari 2017.
Bron:
Koninklijk Besluit van 7 februari 2018 tot wijziging van artikel 19, §2, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, BS 27 februari 2018.