De fiscale administratie heeft de berekening van de bedragen geboekt in de balansen afgesloten op 31 december 2020 als provisie voor de kost van het vakantiegeld in 2021 bevestigd. Binnen dit kader vormen deze bedragen aftrekbare beroepskosten. Ondanks het ‘corona-jaar’ wijzigt de FOD Financiën niets aan de algemene berekeningswijze.
Principe
Tijdens de coronacrisis waren een groot aantal werknemers gedurende een kortere of soms langere periode tijdelijk werkloos. De regering besliste de tijdelijke werkloosheid omwille van het coronavirus gelijk te stellen met gewerkte dagen voor wat de berekening van het vakantiegeld betreft.
Aangezien er voor die dagen tijdelijke werkloosheid geen loon werd betaald, zal de loonkost die de basis vormt voor de berekening van het vakantiegeld ook niet opgenomen zijn in de hierboven beschreven werkwijze.
Balansen afgesloten op 31 december 2020
De provisies die geboekt worden op de balansen afgesloten op 31 december 2020 kunnen beschouwd worden als aftrekbare beroepskosten (art. 49 WIB 92) indien zij niet meer bedragen dan:
- voor de arbeiders: 10,27% van 108/100 van de lonen die in 2020 zijn toegekend aan arbeiders en leerlingen die vallen onder het toepassingsgebied van de wetgeving over jaarlijkse vakantie;
- voor de bedienden: 18,20% van de vaste en veranderlijke bezoldigingen die in 2020 zijn toegekend aan bedienden die recht hebben op vakantiegeld, verminderd met het aanvullend vakantiegeld dat in 2020 is toegekend (dat aanvullend vakantiegeld mag ook niet worden opgenomen in de berekeningsgrondslag waarop dit percentage wordt toegepast).
Deze bedragen worden door de FOD Financiën steeds aanvaard aangezien zij worden geacht overeen te komen met het minimumbedrag aan vakantiegeld dat later door de onderneming zal moeten worden betaald.
Werkgevers die flexi-jobwerknemers tewerkstellen moeten echter opletten. Het flexiloon en het flexivakantiegeld die in 2020 werden betaald aan deze werknemers mogen namelijk niet in de berekeningsbasis worden opgenomen van het vakantiegeld dat in 2021 betaald wordt. Dit is ook logisch aangezien het flexivakantiegeld steeds samen met het flexiloon moet worden uitbetaald.
Impact Coronacrisis
Gelijkstelling tijdelijke werkloosheid voor jaarlijkse vakantie
Tijdens de coronacrisis waren een groot aantal werknemers gedurende een kortere of soms langere periode tijdelijk werkloos. De regering besliste de tijdelijke werkloosheid omwille van het coronavirus gelijk te stellen met gewerkte dagen voor wat de berekening van het vakantiegeld betreft.
Aangezien er voor die dagen tijdelijke werkloosheid geen loon werd betaald, zal de loonkost die de basis vormt voor de berekening van het vakantiegeld ook niet opgenomen zijn in de hierboven beschreven werkwijze.
Gevolgen?
Voor de werkgevers die arbeiders tewerkstellen, zal deze gelijkstelling geen verschil maken. Arbeiders ontvangen hun vakantiegeld via de Rijksdienst voor de Jaarlijkse Vakantie (RJV). Als werkgever betaalde je hiervoor bijdragen in 2020. De RJV draagt de meerkost van deze gelijkstelling.
Voor de werkgevers die bedienden tewerkstellen, en nog zullen tewerkstellen in 2021, is de meerkost van het vakantiegeld omwille van de gelijkstelling van de tijdelijke werkloosheid niet begrepen in het minimumbedrag.
Voor werkgevers die zich in deze situatie bevinden, vermeldt de FOD Financiën de – reeds langer bestaande – mogelijkheden om:
- een boekhoudkundige voorziening voor risico’s en kosten aan te leggen om de kost van de gelijkstelling van de tijdelijke werkloosheid te dekken (in de zin en onder de voorwaarden van artikel 48 WIB 92);
- een hoger bedrag te boeken als provisie, met het oog op de uitbetaling van het vakantiegeld in 2021 en dit bedrag af te trekken als beroepskost.
Je zal dan moeten kunnen aantonen dat dit hoger bedrag voldoet aan de voorwaarden gesteld door artikel 49 WIB 92. Dit valt dan immers niet meer onder de door de FOD algemeen aanvaarde berekeningswijze.