Op 1 februari 2017 wijzigt de regeling voor de opname van een onbetaald verlof in de personeelsbesluiten voor het gemeente- en provinciepersoneel en het personeel van de OCMW’s in Vlaanderen. Lokale besturen kunnen modaliteiten opnemen in de eigen rechtspositieregeling.
Aanvulling op zorgkrediet
De nieuwe regeling komt er als aanvulling voor de lokale besturen op de het Vlaams zorgkrediet dat in voege is sinds 2 september 2016 (zie ook het nieuwsbericht van 26 juli 2016). Voor nieuwe dossiers vanaf die datum, kan de loopbaan enkel nog onderbroken of verminderd worden wanneer een zorgmotief of een opleidingsmotief voorhanden is. Instroom in de ongemotiveerde loopbaanonderbreking en in de loopbaanvermindering in het kader van de eindeloopbaan is van dan af niet meer mogelijk. Voor het personeel van de lokale besturen is een compensatie uitgewerkt in de vorm van een nieuwe regeling onbetaald verlof.
Onbetaald verlof voor lokale besturen
De bestaande verlofstelsels ‘verlof voor deeltijdse prestaties’ en ‘onbetaald verlof’ worden vervangen door 2 nieuwe stelsels: het onbetaald verlof als recht en het onbetaald verlof als gunst. De nieuwe stelsels zijn van toepassing op het gemeente-, provincie- en OCMW-personeel binnen het Vlaams Gewest.
Onbetaald verlof als recht
Vanaf 1 februari 2017 bestaat voor het personeel van de lokale besturen een recht om tijdens de loopbaan 12 maanden voltijds onbetaald verlof te nemen in periodes van minimaal een maand. Van zodra het personeelslid de leeftijd van 55 jaar bereikt, ontstaat een bijkomend recht op 12 maanden voltijds onbetaald verlof, opnieuw op te nemen in periodes van minstens een maand.
Alternatief houdt het recht de mogelijkheid in om de loopbaan gedurende 60 maanden te verminderen tot 80% of 50% van een voltijdse betrekking. In deze vorm moet het onbetaald verlof worden opgenomen in minimumperiodes van drie maanden. Ook wanneer het personeelslid 55 jaar wordt, heeft hij steeds het recht om de loopbaan te verminderen tot 80% of 50% van een voltijdse betrekking.
De regeling onbetaald verlof als recht, wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
Onbetaald verlof als gunst
Het onbetaald verlof als gunst vervolgens, maakt het mogelijk om een deeltijds of voltijds onbetaald verlof op te nemen, als de goede werking van de dienst dat toelaat.
Het verlof als gunst kan worden toegestaan voor 20 dagen per kalenderjaar, te nemen in volledige of halve dagen, al dan niet aaneensluitend.
Het verlof kan ook worden toegestaan voor 2 jaar gedurende de loopbaan, op te nemen in al dan niet aaneensluitende perioden van minimaal een maand.
Het onbetaald gunstverlof wordt niet gelijkgesteld met een dienstactiviteit, tenzij het minder dan een maand bedraagt of deeltijds verlof betreft.
Modulering op lokaal niveau mogelijk (en aan te bevelen)
Lokale besturen krijgen de mogelijkheid om nadere regels te bepalen, zoals regels voor het indienen van de verlofaanvragen, voor het toekennen van het verlof, voor het uitstel van het verlof en voor de opzegging van het verlof, rekening houdend met de goede werking van de dienst.
Het bestuur kan ook bepalen in welke gevallen en voor welke personeelsleden of categorieën van personeelsleden het onbetaald verlof niet van toepassing is. Het bestuur kan ook een eigen gunstiger regeling uitwerken.
Inwerkingtreding en overgangsbepaling
De nieuwe regeling treedt in werking op 1 februari 2017 en moet samen gelezen worden met mogelijke bijkomende modaliteiten bepaald (of te bepalen) op lokaal niveau. Het personeelslid dat voor 1 februari 2017 een verlof voor deeltijdse prestaties of een onbetaald verlof geniet, behoudt dit verlof voor de toegestane periode.
Bron:
Besluit van de Vlaamse Regering (BVR) van 2 december 2016 tot wijziging van het BVR van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en het BVR van 12 november 2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft verloven en afwezigheden, BS 22 december 2016.