Vorige

Werknemers in Vlaams-Brabant: 1 op 5 fietst, 1 op 10 laat zich rijden

04 februari 2019
Leestijd: Later lezen?
Populariteit (bedrijfs)wagen daalt in Vlaams-Brabant

Brussel, 4 februari 2019 – In Vlaams-Brabant verliest koning auto het snelste terrein. Hij blijft nog wel het populairst, toch wordt hij almaar meer ingehaald en/of aangevuld. Door de fiets, maar ook steeds vaker door het openbaar vervoer. De eerste kende in 2018 onder de Vlaams-Brabantse werknemers 23,7 % regelmatige gebruikers. Het openbaar vervoer 11,7 %. Opvallend: de populariteit van de bedrijfswagen stagneert in 2018. Deze en meer interessante bevindingen over woon-werkverkeer blijken uit de vierde mobiliteitsbarometer van hr-dienstenverlener Acerta.

Het was de vierde jaarlijkse Acerta-Mobiliteitsbarometer op rij en dit zijn daarvan de opvallendste conclusies voor 2018 over Vlaams-Brabant:

  • De populariteit van de fiets zet zich verder door met 23,7 % fietsende Vlaams-Brabantse werknemers in 2018, alweer een stijging, nu met +11,7 %.
  • Grootste stijger na de fiets, is het openbaar vervoer. Dat schakelt in Vlaams-Brabant 13,6 % hoger, met 11,7 % regelmatige gebruikers.
  • 71,8% van de werknemers in Vlaams-Brabant blijft (ook) de auto gebruiken van/naar het werk, maar de populariteit van de auto daalt hier wel het hardste.
  • 5,7% combineert de auto met de fiets.
  • 21,2 % van de bedienden in Vlaams-Brabant krijgt een bedrijfswagen ter beschikking die hij ook kan gebruiken om naar het werk te rijden. Dat is een stagnering tegenover de vorige jaren.
  • In 2018 blijft de gemiddelde afstand die een werknemer aflegt tussen woonplaats en job rond de 18 km. 
Verdeling woon-werkverkeerd wagen-fiets-openbaar vervoer_acerta

Fig. 1: evolutie woon-werkverkeer 2018 versus 2017 in Vlaams-Brabant – combinaties inbegrepen

Hier verliest de auto het snelste terrein

Een kleine 65 % van de Vlaams-Brabantse werknemers reed in 2018 nog elke dag met de auto naar het werk, nog altijd een ruime meerderheid dus. Dat op zich lijkt geen nieuws, maar feit is toch dat dit een daling is t.o.v. 2017. Meer werknemers kiezen bewuster voor de manier waarop ze de verplaatsing naar het werk maken. Afhankelijk van de omstandigheden kiezen zij voor een bepaald vervoermiddel, exclusief of in combinatie.

Ook al is algemeen de combinatie auto en fiets populair - in 2018 regelde meer dan 1 op 10 Belgische werknemers (11,1 %) het woon-werkverkeer op die manier - in Vlaams-Brabant wordt er toch vooral exclusief gereden met het ene of het andere vervoermiddel. Populairst blijft de auto. 71,8% van de werknemers uit Vlaams-Brabant gebruikt voor de verplaatsing naar het werk altijd of soms de wagen. Wel verliest de auto van alle Vlaamse provincies in Vlaams-Brabant het meeste terrein.

De bedrijfswagen niet (meer) het ultieme lokaas

De auto blijft onmiskenbaar populair. Die populariteit houdt natuurlijk ook verband met de populariteit van de bedrijfswagen. In 2018 reed 21,2 % van de bedienden in Vlaams-Brabant met een wagen van het werk naar het werk, dat is een lichte achteruitgang. Nationaal spreken we van een stagnering. Patrick Demuylder, kantoordirecteur Leuven: “De vorige jaren was er een duidelijke toename van het aantal bedrijfswagens. De stagnering van het aantal bedrijfswagens is dus wel degelijk nieuws. We zien 2 mogelijke verklaringen.

De gunstige economische conjunctuur heeft geleid tot een belangrijke groei in de tewerkstelling. Deze groei doet zich in belangrijke mate ook voor bij bedienden die traditioneel eerder uitvoerende taken op zich nemen en niet in aanmerking komen voor een firmawagen. Anderzijds staan meer nieuw aangeworvenen kritischer tegenover de firmawagen dan hun voorgangers. De firmawagen is niet noodzakelijk meer hét te bekomen voordeel in een “onderhandeling” over loon- en arbeidsvoorwaarden. Belangrijker voor een werknemer is bijvoorbeeld dat de werkgever aan de werknemer aanbiedt om zelf een invulling te geven aan een deel van zijn verloning in functie van zijn of haar specifieke behoeften en dan is mobiliteit hiervan een onderdeel.

We zijn ervan overtuigd dat werknemers die potentieel in aanmerking komen voor een firmawagen, als het wetsontwerp inzake mobiliteitsbudget goedgekeurd zal worden in het Parlement, vragende partij zullen zijn bij hun werkgever om dit omgezet te krijgen in een mobiliteitsbudget waarmee ze dan zelf hun mobiliteit kunnen organiseren op de manier die het best aan hun behoefte beantwoordt. En dat zal dan dikwijls een keuze zijn voor een kleinere en CO²-vriendelijkere wagen in combinatie met de fiets, het openbaar vervoer of deelsystemen”.

Nu al meer dan 1 op 5 die fietst

De opmars van de fiets in het traject van en naar het werk begon al in 2011 en zet zich ook in 2018 verder door. In 2018 koos 23,7 % van de werknemers in Vlaams-Brabant regelmatig voor de fiets, alweer een toename, nu met 11,7 % tegenover vorig jaar. En alle leeftijden fietsen, zo leren ons de details van de mobiliteitsbarometer. Dat zelfs de 63-plussers meedoen, daar zal de grote populariteit van de elektrische fiets wel voor iets tussen zitten.

Patrick Demuylder: “Aanschuivend in de file beginnen werknemers zelf naar haalbare oplossingen te zoeken. Van CEO’s en hr-directeurs horen we dat hun werknemers steeds vaker vragen naar (elektrische) bedrijfsfietsen. Werkgevers reageren hierop door in een cafetariaplan te voorzien waarin werknemers een deel van hun loon op een andere manier dan cash kunnen invullen. Mobiliteit is in de meeste cafetariaplannen een belangrijk onderdeel. In verschillende bedrijven worden zelfs cafetariaplannen opgebouwd waarin alleen mobiliteitsoplossingen worden aangeboden.

Naast upgrades en downgrades van de firmawagen of de mogelijkheid voor werknemers om de keuze te maken voor een wagen die hen door de werkgever ter beschikking wordt gesteld (de zogenaamde cafetariawagens) voorzien heel veel cafetariaplannen in de optie van een bedrijfsfiets. Deze kan dan door de werknemer gebruikt worden voor zijn privé-verplaatsingen, maar moet ook op regelmatige wijze gebruikt worden voor de verplaatsing woonplaats-werk. En de fietsers hebben ook de overheden mee: niet alleen staat de wetgeving rond het mobiliteitsbudget op stapel, overheden op alle niveaus zetten ook in op infrastructuur die het aangenamer en veiliger maakt om de fiets te gebruiken.”

1 op 10 laat zich rijden met trein-tram-bus

Al in 2017 was er een lichte toename in de interesse in het openbaar vervoer. In 2018 kwam je 11,7% van de werknemers uit Vlaams-Brabant regelmatig tegen op trein, tram, bus of metro. Meer dan 1 op 10 dus, en stijgend. Dat is meer dan het nationale gemiddelde. Patrick Demuylder: “Nationaal komen we aan 8% regelmatige gebruikers van het openbaar vervoer, maar in realiteit zijn het er meer. In onze Acerta-barometer zitten immers niet de gegevens van de openbare sector. En de werknemers in de overheid zijn in zeer grote meerderheid trein- en busreizigers voor hun verplaatsing naar en van kantoor.

Verdeling woon-werkverkeer in Brabant_acerta

Fig. 2: Verdeling verschillende mobiliteitsoplossingen Vlaams-Brabant (2018)

18 km is de woon-werkafstand, een fietsbare afstand

Belgen werken gemiddeld op 19 km van waar ze wonen, in Vlaams-Brabant is dat 17,79 km. Dat gemiddelde blijft jaar na jaar nagenoeg gelijk. Patrick Demuylder: “Er zijn vandaag heel wat vacatures, een situatie die de bereidheid om van job te veranderen een duwtje kan geven. Die realiteit heeft er wel niet toe geleid dat werknemers massaal een andere baan zijn gaan zoeken dichter bij huis. De woon-werkafstand blijft nagenoeg ongewijzigd.

En de 200.000 werknemers die het voorbije jaar tot de arbeidsmarkt zijn toegetreden, hebben blijkbaar ook geen impact gehad op het gemiddelde van 19 km woon-werkafstand. Aangezien 19 km (in Vlaams-Brabant zelfs minder) almaar meer – door snellere fietsen en betere fietswegen – een fietsbare afstand wordt, zit het er zeker in dat de (bedrijfs)fiets ook de komende jaren nog aan terrein zal winnen.”

Over het onderzoek

De verzamelde gegevens zijn gebaseerd op de werkelijke loongegevens van de werknemers in dienst bij meer dan 45.000 werkgevers uit de private sector, waartoe zowel kmo’s als grote ondernemingen behoren. De data werden via de Acerta-Mobiliteitsbarometer verzameld tussen 2017 en 2018 en geven een representatieve weergave van de Belgische werknemerspopulatie. Acerta voert metingen uit op kwartaalbasis.

Deel dit artikel