Vorige

Woon-werkverkeer in Oost-Vlaanderen

10 maart 2020

1 op 3 Oost-Vlamingen fietst regelmatig naar het werk

Brussel, 10 maart 2020 – Koning auto blijft het populairste vervoermiddel in het woon-werkverkeer, maar hij wordt wel almaar vaker gecombineerd. In Oost-Vlaanderen combineerde in 2019 14,8 % van de werknemers de auto met de fiets. Het openbaar vervoer profiteert niet van de trend, het stagneerde in 2019 in Oost-Vlaanderen op 7,5 % regelmatige gebruikers. Opvallend: na een jaar van stagnerende populariteit hebben weer iets meer werknemers een bedrijfswagen. Dat zijn de belangrijkste bevindingen uit de vijfde jaarlijkse Mobiliteitsbarometer van hr-dienstenverlener Acerta.

Leestijd: Later lezen?
Nog opvallende conclusies:
  • De auto mag dan het populairste vervoermiddel blijven in het thuis-werktraject, zijn aandeel vermindert wel. In Oost-Vlaanderen in 2019 zakte het percentage van werknemers dat altijd met de auto naar het werk rijdt naar 59,2 %, in 2018 was dat nog 63,4 %.

  • Zo’n 16 % combineert de auto met andere vervoermiddelen, het liefst met de fiets: 14,8 % van de werknemers uit Oost-Vlaanderen gebruikt beide.

  • De fiets doet het in Oost-Vlaanderen trouwens op zich al goed: 17,6 % van de Oost-Vlaamse werknemers fietst altijd het traject van thuis naar het werk. Oost-Vlaanderen is daarmee na Antwerpen de meest fiets-actieve provincie qua woon-werkverkeer.

  • 20,2 % van de Oost-Vlaamse bedienden had in 2019 een bedrijfswagen ter beschikking en dat zijn er weer wat meer dan in 2018, toen de populariteit van de bedrijfswagen stagneerde.

  • Het openbaar vervoer lijkt na een beloftevolle stijging in 2018 nu toch te zijn gestageerd op 7,5 %.

  • In 2018 blijft de gemiddelde afstand die een Oost-Vlaamse werknemer aflegt tussen woonplaats en job 19,7 km. 

evolutie woon-werkverkeer 2019 versus 2018 voor Oost-Vlaanderen – combinaties inbegrepen

Figuur 1: evolutie woon-werkverkeer 2019 versus 2018 voor Oost-Vlaanderen – combinaties inbegrepen

Auto populairst, net geen 15 % combineert met de fiets

59,2 % van de Oost-Vlaamse werknemers rijdt elke dag met de auto naar het werk, nog altijd een ruime meerderheid dus. Dat op zich lijkt geen nieuws, maar feit is toch dat dit een daling is. Steeds meer werknemers kiezen om niet exclusief met de wagen de woon-werkverplaatsing te doen. De omstandigheden bepalen of ze die dag met de wagen of met een ander vervoermiddel naar het werk zullen gaan. Zo kunnen bijvoorbeeld de verwachte weervoorspelling, of het feit dat ze die dag wel of niet nog boodschappen zullen moeten doen of de kinderen van school moeten halen, bepalen of de auto gebruikt wordt of er voor een alternatief wordt geopteerd. Sommigen combineren binnen eenzelfde rit: ze nemen bijvoorbeeld de (plooi)fiets mee en fietsen de laatste kilometers van een makkelijk bereikbare parking naar het werk. De fiets is het vervoermiddel dat het meest wordt afgewisseld met de auto. In 2019 combineerde 14,8 % van de Oost-Vlaamse werknemers regelmatig auto en fiets.

Populariteit bedrijfswagen stijgt opnieuw na jaar van status quo

De populariteit van de auto houdt ook verband met de populariteit van de bedrijfswagen en die is in 2019 weer licht toegenomen. Reed in 2018 19,5 % van de Oost-Vlaamse bedienden met een bedrijfswagen, dan was dat in 2019 toch weer 20,2 %. Lieve De Cock, kantoordirecteur Acerta Aalst: “Vorige editie was hét nieuws van onze Mobiliteitsbarometer de stagnering van de populariteit van de bedrijfswagen. Maar nu, in 2019, zijn er weer wat meer. De toename zit hem vooral bij de vrouwelijke bedienden die nog altijd minder dan mannen op een bedrijfswagen hebben kunnen rekenen. In 2019 steeg het percentage vrouwelijke Belgische bedienden met een bedrijfswagen met 8,5 %. 11,5 % van de vrouwelijke bedienden had in 2019 de beschikking over een bedrijfswagen. Hoe je het ook draait of keert, de bedrijfswagen mag dan niet meer het ultieme verloningselement zijn, hij valt niet zomaar te schrappen. En misschien moet dat ook niet, als auto’s milieuvriendelijker worden en mensen bewuste keuzes voor combinaties blijven maken. We hebben in 2019 ook gezien dat de door de overheid aangeboden alternatieven onder de vorm van een mobiliteitsvergoeding (intussen ongrondwettelijk verklaard) en het mobiliteitsbudget nog geen succes zijn.

1 op 3 fietst regelmatig naar het werk

In 2019 koos 34,6 % van de Oost-Vlaamse werknemers geregeld voor de fiets, dat is een stijging tegenover 2018 (29,2 %). Die nieuwe stijging bevestigt de opmars van de fiets in het traject van en naar het werk, een opmars die al in 2011 begon. Het percentage werknemers dat enkel en alleen bij de fiets zweert bedraagt 17,6 %, eveneens een hoger percentage dan de 14,1 % van 2018. Oost-Vlaanderen is daarmee de meest fietsgrage provincie na Antwerpen. Lieve De Cock: “We stellen vast dat de (elektrische) bedrijfsfiets ondertussen quasi een standaardoptie is in cafetariaplannen die bedrijven aan hun personeel aanbieden. Een cafetariaplan laat werknemers toe hun verloning te laten aansluiten bij hun behoeften door hiervoor een gedeelte van hun toekomstig loon in te zetten. Mobiliteit is in dergelijke plannen veelal een belangrijk element. Veel bedrijven bieden bovendien – buiten het kader van een breed cafetariaplan – hun arbeiders en bedienden de mogelijkheid om een deel van hun toekomstig loon in te ruilen voor de terbeschikkingstelling van een (elektrische) bedrijfsfiets. Mobiliteitsmodi combineren wordt trouwens ook van overheidswege gestimuleerd, onder andere door de inzet van besturen op een veiligere en uitgebreidere infrastructuur.

Geen verdere winst voor trein-tram-bus in woon-werkverkeer van private sector

In 2017 en in 2018 noteerde Oost-Vlaanderen een groter gebruik van het openbaar vervoer, maar het aandeel blijft klein. In 2019 stagneerde dit zelfs. 7,5 % van de werkende Oost-Vlamingen nam regelmatig trein, tram of bus. Vanzelfsprekend verbergt dit gemiddelde grote verschillen. In een onderneming met een goed aanbod inzake openbaar vervoer en waar bijvoorbeeld normale kantoortijden van toepassing zijn, zal het gebruik van het openbaar vervoer een veel groter aandeel uitmaken.

Verdeling verschillende mobiliteitsoplossingen voor Oost-Vlaanderen (2019)

Figuur 2: Verdeling verschillende mobiliteitsoplossingen voor Oost-Vlaanderen (2019)

Woon-werkafstand blijft quasi gelijk doorheen de jaren: 19 km

Oost-Vlamingen werken in 2019 gemiddeld op 19,7 km van waar ze wonen. Als we kijken naar 5 jaar geleden (2014), dan woonde de Oost-Vlaamse werknemer op gemiddeld 19,5 km. De gemiddelde afstand neemt dus jaar na jaar met enkele meters toe. Lieve De Cock: “We hebben in 2018 en 2019 vastgesteld dat er een aanzienlijke groei van de tewerkstelling was. Ook deze groei heeft dus geen wezenlijke impact gehad op de afstand die werknemers afleggen tussen woon- en werkplaats. Steeds meer werknemers krijgen de kans om regelmatig van thuis te werken, of hun werkuren ietwat zelf te kiezen. Hierdoor kunnen ze ook de files vermijden. Dat maakt dat de afstand woon-werk een enigszins andere, relatievere invulling heeft gekregen voor deze werknemers. Werkgevers die in staat zijn om hun werknemers meer plaats- en tijdonafhankelijk te laten werken, zullen hiervan de vruchten plukken doordat ze meer attractief zullen zijn voor hun huidige werknemers en voor kandidaten. Hun retentie en wervingskracht zullen er wel bij varen.

 

Over het onderzoek

De verzamelde gegevens zijn gebaseerd op de werkelijke loongegevens van de werknemers in dienst bij meer dan 40.000 werkgevers uit de private sector, waartoe zowel kmo’s als grote ondernemingen behoren. De data werden via de Acerta-Mobiliteitsbarometer verzameld tussen 2018 en 2019 en geven een representatieve weergave van de Belgische werknemerspopulatie. Acerta voert metingen uit op kwartaalbasis.

Deel dit artikel