Ga naar de inhoud
Vorige

Inkomenskloof tussen mannelijke en vrouwelijke zelfstandigen met bijna een derde afgenomen op 20 jaar tijd

Meer vrouwen actief in beter betaalde zelfstandige beroepen

Brussel, 4 juli 2025 – Vrouwelijke zelfstandigen en helpers in hoofdberoep verdienen op jaarbasis gemiddeld zo’n 7.700 euro per jaar minder dan hun mannelijke collega’s. Dat blijkt uit de meest recente cijfers van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) die hr-expert Acerta analyseerde. Maar er is vooral ook opvallend goed nieuws: de inkomenskloof tussen mannelijke en vrouwelijke zelfstandigen in hoofdberoep is in ons land de voorbije twintig jaar met 30% gedaald. Die inhaalbeweging is het gevolg van een sterkere stijging van het gemiddeld inkomen van vrouwelijke zelfstandigen in vergelijking met hun mannelijke collega’s. “Er zijn de voorbije jaren steeds meer vrouwen als zelfstandige gestart in de beter betaalde beroepen, waaronder bijvoorbeeld de vrije beroepen. Tegelijkertijd werken vrouwen meer uren en blijven ze langer actief als zelfstandige, terwijl mannen vandaag ook vaker niet-beroepsgebonden taken op zich nemen”, aldus de experten van Acerta.

Mannelijke zelfstandigen in hoofdberoep verdienen in ons land gemiddeld 7.670 euro op jaarbasis meer dan hun vrouwelijke collega’s. Dat blijkt uit een analyse van Acerta op basis van de gegevens van het RSVZ. Hoewel dat verschil groot lijkt, is dat eigenlijk wel goed nieuws, want de inkomenskloof tussen mannelijke en vrouwelijke zelfstandigen is in ons land de voorbije twintig jaar met maar liefst 30% gedaald. In 2001 lag het inkomensverschil tussen mannelijke en vrouwelijke zelfstandigen nog op 10.953 euro.

De dalende inkomenskloof is zichtbaar in meerdere bedrijfstakken, al weegt niet elke tak even zwaar door. Wie de daling van de kloof van nabij bekijkt, merkt vooral het effect van de vrije beroepen op. In die bedrijfstak daalde de inkomenskloof met maar liefst 48,7%, van 19.781 (eind 2001) naar 10.157 euro (eind 2021). Volgens het RSVZ worden binnen deze tak ook de hoogste inkomens genoteerd, en net daar is het aandeel vrouwelijke zelfstandigen de afgelopen jaren sterk toegenomen.

Els Schellens, experte starters en zelfstandigen bij Acerta: “Zelfstandige mannen in hoofdberoep hebben gemiddeld een inkomen van 32.012 euro, terwijl dat bij vrouwen 24.342 euro bedraagt – een verschil van ruim 7.700 euro. Het gemiddelde over alle zelfstandigen in hoofdberoep ligt op 29.462 euro. Er zijn wel grote verschillen tussen sectoren: vrije beroepers verdienen doorgaans meer dan zelfstandigen in handel of horeca. Ook de rol binnen het bedrijf speelt mee: zelfstandigen die bestuurder zijn van een vennootschap hebben gemiddeld hogere inkomens dan zij die dat niet zijn.

Figuur 1: Evolutie van de inkomenskloof tussen mannelijke en vrouwelijke zelfstandigen en helpers in hoofdberoep - totaal en vier grootste bedrijfstakken (2001-2021)

Els Schellens, experte starters en zelfstandigen bij Acerta: “De prijzen in een winkel of café verschillen niet naargelang er een man dan wel een vrouw achter de toog staat. Hetzelfde voor bijvoorbeeld de huisarts: een consultatie kost evenveel, of je huisarts nu een man of een vrouw is. Om maar te zeggen, het zullen niet de goederen of diensten zelf zijn die de inkomstenkloof tussen mannen- en vrouwen onder de zelfstandigen verklaren. Wat wel is: tussen beroepen verschillen de lonen. Als een arts een hoger loon opstrijkt dan bijvoorbeeld een cafébaas, en meer vrouwen worden arts, dan wordt de inkomenskloof tussen mannen en vrouwen kleiner. En dat is dus het geval. In de beter betaalde vrije beroepen – artsen, advocaten, architecten ... – zijn vrouwen de laatste twintig jaar steeds beter vertegenwoordigd. Bijna de helft van alle zelfstandige vrouwen is actief in een vrij beroep: 45% in 2024 tegenover 24,8% in 2004. Dat het aandeel vrouwen de afgelopen drie jaar sterker is blijven stijgen dan mannen, doet vermoeden dat de kloof in die periode verder is verkleind.

Figuur 2: Evolutie van het aandeel vrije beroepers onder zelfstandigen en helpers in hoofdberoep (2001-2024)

Meer mannen actief naast hun beroep

Er is ook nog een tweede belangrijke verklaring voor de dalende inkomenskloof tussen mannelijke en vrouwelijke zelfstandigen. Het gemiddeld inkomen van mannelijke zelfstandigen is de voorbije twintig jaar beduidend minder gestegen (+19%) dan bij vrouwelijke zelfstandigen (+52,5%).

Els Schellens: “De verklaring voor evolutie van beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen: een mentaliteitswijziging. De tijd dat ‘meneer doktoor’ 24/7 werkte is voorbij. Artsen, advocaten, architecten... niet alleen zijn er daarvan meer vrouwen, mannelijke vrije beroepers zoeken nu meer dan vroeger een evenwicht tussen werk en privé. Ze nemen ook andere taken op zich, deels ten koste van de tijd die ze besteedden aan professionele activiteiten. En dus ook deels ten koste van hun beroepsinkomen. Bij vrouwen is het omgekeerd: waar zij hun professionele carrière voorheen eerder zouden hebben teruggeschroefd of zelfs opgegeven, zijn er nu meer vrouwen meer aan het werk en is het gemiddeld inkomen van de vrouwelijke zelfstandige dus toegenomen. Per saldo betekent dat: de inkomenskloof krimpt.


Over de cijfers

Acerta analyseerde de recent vrijgegeven cijfers van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ), met betrekking tot de netto belastbare beroepsinkomsten. Deze inkomens vormen de basis voor de berekening van de sociale bijdragen van zelfstandigen. Het gaat om de bruto beroepsinkomsten, verminderd met de beroepskosten en lasten, en – indien van toepassing – met beroepsverliezen. Deze worden vastgesteld volgens de regels van de personenbelasting. De weergegeven bedragen zijn niet geïndexeerd en er is geen correctie toegepast voor inflatie of koopkrachtverschillen.

Om de evolutie van de gemiddelde inkomens betrouwbaar in kaart te brengen, werden enkel personen opgenomen van wie het inkomen definitief vaststond voor het betrokken inkomstenjaar. Het meest recente inkomstenjaar waarvoor volledige gegevens beschikbaar zijn, is 2021. Deze inkomens vormen de basis voor de berekening van de definitieve sociale bijdragen in 2024.

De cijfers van het RSVZ hebben betrekking op alle personen die onderworpen zijn aan het sociaal statuut van de zelfstandigen: zelfstandigen in hoofd- en bijberoep, helpers, alsook zaakvoerders en bestuurders van vennootschappen. Voor deze analyse beperkte Acerta zich tot de zelfstandigen en helpers in hoofberoep.


Vragen als journalist?

Gelieve contact op te nemen met Acerta – Sylva De Craecker

+32 478 27 93 62
Sylva.De.Craecker@acerta.be

Deel dit artikel