Als werkgever betaal je de volledige ontslagvergoeding van een ontslagen medewerker uit, of je laat de opzegtermijn door de medewerker presteren - al dan niet in combinatie met outplacement of andere maatregelen die de inzetbaarheid verhogen. Kiest de medewerker er zelf voor om weg te gaan? In dat geval moet ook de werknemer de opzegtermijn presteren of een ontslagvergoeding betalen. Hieronder geven we meer uitleg.
Is het voor jou tijd om afscheid nemen van een bediende of arbeider? Dan moet je de wettelijke opzegtermijn respecteren. Als je dat niet doet – of je beëindigt het contract zonder dringende reden – ben je een verbrekingsvergoeding verschuldigd.
De berekeningen van opzegtermijn en ontslagvergoeding hangen af van het bruto jaarloon van de bediende en van de datum waarop hij in dienst trad. De ontslagvergoeding bedraagt het loon dat verschuldigd is voor de gehele periode van de opzegtermijn. De vergoeding wordt in één keer uitbetaald.
Vanaf 1 januari 2014 geldt een andere regeling. Die is van toepassing op arbeidscontracten gestart op 1 januari 2014 of later.
Ingeval het arbeidscontract is gestart voor 1 januari 2014, wordt de door de bediende na te leven opzegtermijn vastgesteld door 2 delen op te tellen namelijk het deel vóór 1 januari 2014 (deel 1) en het deel erna (deel 2).
Opzegtermijnen voor bedienden worden uitgedrukt in maanden (deel 1) en in weken (deel 2).
Voor bedienden met een bruto jaarloon tot 32.254 euro op 31 december 2013, geldt een opzegtermijn van 3 maanden per begonnen periode van 5 jaar anciënniteit tot 31 december 2013.
Voor bedienden wiens brutojaarloon op 31 december 2013 hoger was dan 32.254 euro, geldt een een opzegtermijn van 1 maand per begonnen jaar anciënniteit tot 31 december 2013, met een minimum van 3 maanden.
Voor beide categorieën bedienden geldt dat de anciënniteitsteller op nul gezet wordt vanaf 1 januari 2014. De opzegtermijn wordt vervolgens bepaald aan de hand van deze tabel:
Anciënniteit | Opzegtermijn in weken |
---|---|
Van 0 tot minder dan 3 maanden | 1 |
Van 3 maanden tot minder dan 4 maanden |
3 |
Van 4 maanden – tot minder dan 5 maanden |
4 |
Van 5 maanden – tot minder dan 6 maanden |
5 |
Van 6 maanden – tot minder dan 9 maanden |
6 |
Van 9 maanden – tot minder dan12 maanden |
7 |
Van 12 maanden – tot minder dan 15 maanden |
8 |
Van 15 maanden – tot minder dan18 maanden |
9 |
Van 18 maanden – tot minder dan 21 maanden |
10 |
Van 21 maanden – tot minder dan 24 maanden |
11 |
Van 2 jaar tot minder dan 3 jaar |
12 |
Van 3 jaar tot minder dan 4 jaar |
13 |
Van 4 jaar tot minder dan 5 jaar |
15 |
Vanaf 5 jaar |
+ 3 weken per begonnen jaar anciënniteit |
Tussen 20 jaar en < 21 jaar |
+ 2 weken per begonnen jaar anciënniteit |
Vanaf 21 jaar |
+ 1 week per begonnen jaar anciënniteit |
De totale opzegtermijn wordt bekomen door de maanden van deel 1 en de weken van deel 2 bij elkaar op te tellen.
De ontslagvergoeding wordt gevormd door:
Het lopende loon is de som van:
Ook voor een arbeider vormt de opzegtermijn de basis voor de berekening van de opzegvergoeding. Voor arbeidsovereenkomsten die aanvingen voor 1 januari 2014 zijn er – zoals bij de bedienden – twee berekeningen nodig.
Voor de arbeider worden opzegtermijnen echter uitgedrukt in kalenderdagen (deel 1) en in weken (deel 2). Zoals hierboven beschreven, vormt de som van deel 1 en deel 2 de opzegvergoeding.
Als werkgever snel een correct en overzichtelijk antwoord vinden op je hr en payroll-vragen? Daar zorgt Acerta graag voor.
Bekijk al onze dossiers voor werkgevers Bekijk alle artikels over dit onderwerp