Vorige

Lastenverlaging startende ondernemingen & IPA-korting: wijziging begrippen kleine vennootschap en microvennootschap

Onder bepaalde voorwaarden genieten kleine ondernemingen een lastenverlaging voor het personeel dat zij tewerkstellen. Deze lastenverlaging is onderdeel van de ‘IPA-korting’. Startende kleine ondernemingen genieten een extra tijdelijke lastenverlaging. De lastenverlaging geldt enkel voor werkgevers die voldoen aan de vennootschapsrechtelijke criteria van kleine vennootschap, met een hogere lastenverlaging voor wie beantwoordt aan de definitie van microvennootschap. De criteria om als kleine vennootschap en microvennootschap te worden aanzien wijzigen. De nieuwe criteria zijn van toepassing vanaf de boekjaren die na 2023 aanvangen.
Deze wijzigingen hebben geen impact op andere lastenverlagingen, zoals bijvoorbeeld de lastenverlaging voor steunzones of voor wetenschappelijk onderzoek.

Situering

Onder bepaalde voorwaarden genieten kleine ondernemingen een lastenverlaging voor hun personeel. Deze lastenverlaging is een onderdeel van een regeling die de roepnaam ‘IPA-korting’ kreeg. De lastenverlaging wordt gerealiseerd door het systeem van de gedeeltelijke doorstortingsvrijstelling van bedrijfsvoorheffing: een deel van de bedrijfsvoorheffing die de onderneming inhoudt op de lonen moet niet doorgestort worden aan de fiscus. De werknemer zelf voelt en ziet hiervan niets. Zowel in zijn loonverwerking als bij de berekening van zijn eindbelasting is het alsof de ingehouden bedrijfsvoorheffing wel integraal werd overgemaakt aan de fiscus.
In principe genieten kleine ondernemingen een doorstortingsvrijstelling ten belope van 0,12% van de bezoldiging van hun personeel. Voor kleine ondernemingen uit de non-profit genieten een hogere doorstortingsvrijstelling van 1,12%. Specifiek voor de non-profit genieten ook de andere, grotere ondernemingen de IPA-korting, zij het ten belope van 1%. Voor de meeste non-profit werkgevers wordt drie vierden van de doorstortingsvrijstelling wel doorgestort aan hun sociale maribelfonds.
Ook voor naamloze vennootschappen van publiek recht geldt een afwijkend percentage van 1%.
Tot slot, ook de uitzendkantoren die uitzendkrachten tewerkstellen in bovenstaande ondernemingen genieten de corresponderen lastenverlaging.

Kleine ondernemingen zijn de ondernemingen, met inbegrip van eenmanszaken, die voldoen aan de criteria in het vennootschapsrecht om te worden beschouwd als kleine vennootschap. 

Startende kleine ondernemingen genieten ook een bijkomende lastenverlaging gedurende de eerste 48 maanden van inschrijving in de Kruispuntdatabank voor Ondernemingen (KBO). De lastenverlaging stemt in principe overeen met 10% van de effectief ingehouden bedrijfsvoorheffing. Voor ondernemingen die voldoen aan de voorwaarden om vennootschapsrechtelijk te worden beschouwd als microvennootschap, bedraagt deze lastenverlaging 20%.

Recent sleutelde de wetgever aan de criteria om te worden beschouwd als kleine onderneming en als microvennootschap.

Begrippen kleine vennootschap en microvennootschap: Europese harmonisatie

De wetgeving definieert kleine vennootschappen en microvennootschappen aan de hand van drie parameters: het gemiddeld aantal werknemers, de omzet en het balanstotaal, telkens bekeken per boekjaar. Naar aanleiding van een Europese richtlijn worden die parameters bijgestuurd. Deze wijzigingen gelden vanaf boekjaren die aanvangen vanaf 2024.

Een kleine vennootschap is een vennootschap die op de balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar niet meer dan een de volgende drie drempelwaarden niet overschrijdt:

  Drempelwaarde voor boekjaren afgesloten < 2024 Drempelwaarde voor boekjaren afgesloten > 2024
Gemiddeld aantal werknemers 50 koppen 50 koppen
Jaaromzet (excl. btw) 9 000 000 euro

11 250000 euro

Balanstotaal 4 500 000 euro 6 000 000 euro

Om te worden beschouwd als microvennootschap gelden lagere drempelwaarden:

  Drempelwaarde voor boekjaren afgesloten < 2024 Drempelwaarde voor boekjaren afgesloten > 2024
Gemiddeld aantal werknemers 10 koppen 10 koppen
Jaaromzet (excl. btw) 700 000 euro

900 000 euro

Balanstotaal 350 000 euro 450 000 euro

In geval van verbonden vennootschappen moet men de gegevens van deze vennootschappen samen nemen.

De overschrijding van meer dan één drempelwaarde resulteert overigens niet in het onmiddellijk verlies van de kwalificatie van kleine vennootschap of microvennootschap. Pas als de onderneming ook in het daaropvolgende boekjaar minstens twee drempelwaarden overschrijdt, verliest de vennootschap die kwalificatie. Dat verlies gaat in vanaf het boekjaar volgend op die tweede overschrijding.
Omgekeerd, een onderneming die geen kleine vennootschap of microvennootschap verkrijgt pas de kwalificatie van kleine vennootschap of microvennootschap vanaf het boekjaar volgend op twee opeenvolgende boekjaren waarin telkens hoogstens een drempelwaarde werd overschreden.

Geen wijzigingen voor de lastenverlaging voor steunzones en voor wetenschappelijk onderzoek

De gedeeltelijke doorstortingsvrijstelling van bedrijfsvoorheffing voor investeringen in steunzones maakt een onderscheid tussen KMO’s en grote ondernemingen. De bovenstaande wijzigingen hebben geen impact op dat onderscheid.

De gedeeltelijke doorstortingsvrijstelling van bedrijfsvoorheffing voor wetenschappelijk onderzoek kent ook een begrip ‘kleine vennootschap. Het is een van de voorwaarden om beschouwd te kunnen worden als een Young Innovative Company. De bovenstaande wijziging heeft evenmin een impact op dat begrip van kleine ondernemingen.

Bron: Wet van 27 maart 2024 houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen Ibis (BS 29 maart 2024).

Deel dit artikel