Pensioen, de verplichtingen van de werkgever

27 februari 2024
Leestijd: Later lezen?

De pensioenwetgeving is de afgelopen jaren vaak veranderd. Ben jij nog helemaal mee met de verplichtingen van een werkgever? In dit dossier zetten we de belangrijkste even op een rijtje.

Wanneer gaat je werknemer op pensioen?

Je werknemer kan met pensioen als hij de wettelijke pensioenleeftijd bereikt. De wettelijke pensioensleeftijd wordt stelselmatig opgetrokken. Momenteel is de wettelijke leeftijd 65 jaar. In 2025 wordt die leeftijd opgetrokken naar 66 jaar en in 2030 naar 67 jaar.

Vervroegd pensioen

Daarnaast kan je werknemer ook vervroegd met pensioen. Dat kan ten vroegste op de leeftijd van 63 jaar en met 42 bewezen loopbaanjaren. Heeft je werknemer een lange loopbaan, dan is vervroegd pensioen mogelijk vanaf 60 jaar met 44 bewezen loopbaanjaren. De werknemer moet vervroegd pensioen zelf aanvragen via het gemeentebestuur, in een van de RSVZ-kantoren of via www.pensioenaanvraag.be.

Moet je werknemer op pensioen?

Je werknemer is natuurlijk niet verplicht om dan al op pensioen te gaan, hij mag gewoon langer blijven doorwerken. In dat geval dient hij zijn pensioenaanvraag later in. In sommige gevallen kan je kan je oudere werknemer ook in aanmerking komen voor het SWT-stelsel.

Opzegtermijn pensioen

De arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd met het oog op de pensioenleeftijd. Wanneer dit gebeurt, gelden de normale regels voor de berekening van de opzegtermijnen.

Wanneer je de arbeidsovereenkomst beëindigt vanaf de eerste maand volgend op de maand waarin je werknemer de wettelijke pensioenleeftijd bereikt (65 jaar), dan geldt een maximale opzeggingstermijn van 26 weken. Wanneer de volgens de normale regels berekende termijn langer is, zal deze dus teruggebracht worden tot 26 weken. Opgelet, er is wel een discriminatierisico ingeval je de werknemer ontslaat wanneer of nadat deze de pensioenleeftijd heeft bereikt wanneer er geen sprake is van een ontslagmotief dat losstaat van de leeftijd.
In de praktijk gebeurt het vaak dat werknemer en werkgever de arbeidsovereenkomst in onderling akkoord beëindigen. Voor de uitbetaling van het wettelijke pensioen hoef je als werkgever verder niets te regelen.

Opzegtermijn bij vervroegd pensioen

Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst vóór de wettelijke pensioenleeftijd, gelden de gewone opzegtermijnen. Zowel voor werkgever als werknemer. Ook hier geldt dat in onderling overleg kan worden besloten om het contract stop te zetten zonder of met een afwijkende opzegtermijn.

Aanvullend pensioen

Als je als werkgever een aanvullend pensioen bovenop het wettelijke pensioen aanbiedt, dan moet je rekening houden met een aantal verplichtingen. In sommige gevallen bestaat er binnen de sector een sectoraal pensioenplan. Via specifieke sectorale regels kan je ervoor kiezen om niet deel te nemen aan het sectorstelsel. Afhankelijk van het geval organiseer je zelf, via een ondernemingsplan, het aanvullend pensioen zoals dit in de sector voorzien is. Daarnaast kan je naast het sectoraal plan ook een ondernemingsplan opzetten. Zijn er geen afspraken binnen je sector? Dan ben je vrij om te kiezen of je al dan niet een aanvullend pensioen aanbiedt.

Op het moment dat je werknemer met pensioen gaat, wordt het aanvullend pensioen uitbetaald. Voor de uitbetaling dien je zelf niets te regelen. De pensioeninstelling (je verzekeraar of pensioenfonds) contacteert de werknemer en deelt de modaliteiten van het aanvullend pensioen mee.

Opbouw van het aanvullend pensioen

Ga je een aanvullend pensioen aanbieden? Dan zal een pensioeninstelling (een verzekeraar of pensioenfonds) het aanvullend pensioenplan beheren. Je stort periodiek (maandelijks of jaarlijks) bijdragen aan de pensioeninstelling. In vaste prestatieplannen berekent de pensioeninstelling hoeveel bijdragen er betaald moeten worden om het beloofde aanvullend pensioen tegen de pensioenleeftijd te financieren. In vaste bijdrageplannen hangt het bedrag af van hoeveel bijdragen worden gestort.

Je kan ervoor kiezen dat je werknemer een persoonlijke bijdrage stort in het aanvullend pensioen. In dat geval, houd je als werkgever de gevraagde pensioenpremie af van het nettoloon en stort je ze door naar de pensioeninstelling. Het pensioenreglement bepaalt wie bijdragen stort (de werknemer, de werkgever of beiden).

Rendementsgarantie

Om het beleggingsrisico dat verbonden is aan een aanvullend pensioen in te perken, is er een rendementsgarantie in het leven geroepen die in bepaalde gevallen zal gelden. Via deze garantie verzeker je je werknemers ervan dat ze bij uitdiensttreding minstens de gestorte bijdrages én een wettelijk vastgestelde rentevoet terugkrijgen. Deze rendementsgarantie, die elk jaar opnieuw berekend wordt, start vanaf 1,75% en schommelt steeds tussen 1,75% en 3,75%. Sinds 2016 ligt deze op 1,75%. Wanneer bij de uitbetaling van het aanvullend pensioen blijkt dat het uit te keren aanvullend pensioen toch lager ligt dan het minimum, dan moet je dit verschil zelf bijbetalen.

Op zoek naar meer antwoorden?

Als werkgever snel een correct en overzichtelijk antwoord vinden op je hr en payroll-vragen? Daar zorgt Acerta graag voor.

Bekijk al onze dossiers voor werkgevers Bekijk alle artikels over dit onderwerp