Een taxshift is een belastingverschuiving. Concreet verschuift het bedrag van de belastingen dat in een bepaald domein wordt geheven naar een ander domein – van arbeid naar consumptie, bijvoorbeeld. Tegelijk blijft de totale hoeveelheid van de inkomsten voor de overheid gelijk.
Er zijn verschillende redenen waarom een overheid zo’n taxshift in het leven kan roepen. In ons land gebeurde het in 2016 om de lasten op arbeid te verlagen, omdat ze veel hoger liggen dan in de buurlanden. Op die manier wilde de federale overheid de jobcreatie en koopkracht laten stijgen. De Belgische taxshift had grote gevolgen voor zowel werkgevers als werknemers.
Werkgevers in de privésector zagen de patronale bijdragen voor arbeid stapsgewijs afnemen van 33% naar 25%. Er werd wel een onderscheid gemaakt tussen drie categorieën, en de verlaging gebeurde telkens op een andere manier. We zetten ze hier even op een rijtje.
In de gewone privésector daalde de basiswerkgeversbijdragen van 32,4% naar 25%. Let wel, de structurele vermindering die geldt voor iedere medewerker die volledig is onderworpen aan de sociale zekerheid werd grondig hervormd.
De structurele vermindering blijft wel bestaan voor medewerkers met lage lonen. Tijdens de taxshift werd deze loongrens op 1 januari 2019 verhoogd tot 9.035 euro per kwartaal. Hierdoor is de groep medewerkers waarvoor je recht hebt op deze vermindering groter. Anderzijds is deze vermindering in de praktijk miniem. Door de laatste indexatie bedroeg de lageloongrens voor 1 januari 2019 al 9.027 euro.
In de non-profitsector bleef de algemene patronale bijdrage hangen op 32,4%. Net zoals bij de privésector genieten ze ook daar de structurele vermindering. Maar voor de non-profitsector geldt de vermindering niet enkel voor de lage lonen, maar ook voor medewerkers met hoge lonen. Daarnaast werd de Sociale Maribel versterkt, een systeem van bijdragevermindering voor elke medewerker die minstens halftijds werkt. De sociale zekerheid stort een deel van je werkgeversbijdragen door aan het maribelfonds van je sector. Vervolgens verdeelt het fonds de beschikbare middelen over de werkgevers die bijkomende tewerkstelling hebben gecreëerd. Die bijkomende jobs worden dus gesubsidieerd met Maribel-middelen.
Voor maatwerkbedrijven – maar dan enkel wat betreft de voormalige beschutte werkplaatsen – geldt een aparte regeling. Voor valide medewerkers geldt een formule die een gelijkaardig resultaat geeft als dat voor de werkgevers in categorie 1. Voor mindervalide medewerkers werd de forfaitaire vermindering op de RSZ-bijdrage verhoogd tot 375 euro per kwartaal, waardoor de loonkost sowieso daalt, ongeacht het bedrag van het loon van de medewerker. De sociale werkplaatsen moeten de regels die gelden voor categorie 1 toepassen.
Ook medewerkers moesten de taxshift van 2016 in hun portemonnee voelen. De overheid nam dan ook een resem maatregelen met een fiscaal effect:
Hoewel de taxshift als voornaamste doel had de loonkosten te doen dalen, blijkt dit effect eerder miniem. Een mogelijke oorzaak is het grotendeels wegvallen van de structurele vermindering op de patronale bijdragen in de privésector. Niettemin werden er dankzij de taxshift in totaal 316.600 nieuwe jobs gecreëerd.
Als werkgever snel een correct en overzichtelijk antwoord vinden op je hr en payroll-vragen? Daar zorgt Acerta graag voor.
Bekijk al onze dossiers voor werkgevers Bekijk alle artikels over dit onderwerp