Stimulans om deeltijdse werknemers met IGU méér tewerk te stellen.
Waar gaat het om?
De kersverse Programmawet spoort werkgevers aan om deeltijdse werknemers met een uitkering die erom verzoeken, méér tewerk te stellen wanneer er in de onderneming beschikbaar werk is.
De regeling is geschreven op maat van deeltijdse werknemers met behoud van rechten die een inkomensgarantie-uitkering (IGU) genieten. Concreet gaat het om werklozen die het werk deeltijds hervatten, met behoud van rechten en een door de RVA toegekende uitkering. De bedoeling is om hen een globaal inkomen te garanderen dat minstens gelijk is aan hun werkloosheidsuitkering of hoger wanneer zij meer dan 1/3 van een voltijdse betrekking presteren. Vandaar dus inkomstengarantie-uitkering.
Bovendien gaat het om deeltijdse werknemers met IGU die hun werkgever schriftelijk hebben gevraagd om in aanmerking te komen voor een voltijdse betrekking of van een andere, al dan niet bijkomende deeltijdse betrekking die hen een hogere ‘jobtime’ kan opleveren (artikel 153, tweede lid Programmawet 22/12/1989). In dat geval is de werkgever verplicht om de vacante voltijdse of deeltijdse dienstbetrekking die dezelfde functie betreft, en waarvoor de werknemer gekwalificeerd is, schriftelijk te melden en hem hiervoor bij voorrang in aanmerking te nemen.
Hoe gaat de regeling in zijn werk?
De werkgever die het schriftelijk verzoek van de betrokken werknemer negeert, ondanks het feit dat hij extra werk ter beschikking heeft, riskeert een responsabiliseringsbijdrage te moeten betalen. De bijdrage beloopt 25 euro per deeltijdse werknemer met behoud van rechten die een IGU krijgt, per maand waarin de verplichting niet werd nageleefd. De bijdrage is verschuldigd vanaf de maand waarin voor het eerst wordt vastgesteld dat de werkgever heeft nagelaten om, bij voorrang, beschikbare bijkomende uren aan te bieden en zolang hij nalaat dat te doen.
De controle zal gebeuren op basis van RSZ-aangiften. Hoe dit concreet zal verlopen, is voorlopig nog onduidelijk. Bij KB kunnen verdere modaliteiten voor de vaststelling en betaling van de bijdrage worden vastgelegd.
Wanneer niet verschuldigd?
De bijdrage is niet verschuldigd wanneer er gedurende een jaar géén bijkomende uren beschikbaar waren in dezelfde functie van de betrokken deeltijdse werknemer. Ze is evenmin verschuldigd door de werkgever die bijkomende uren heeft toegekend aan een andere werknemer omdat het om uren gaat die tijdens dezelfde tijdsblokken vallen waarin de betrokken werknemer al arbeidsprestaties levert.
Wanneer van kracht?
De bepaling is van toepassing op arbeidsovereenkomsten die afgesloten worden vanaf 1 januari 2018. Er blijven echter nog heel wat vragen bestaan naar de praktische uitvoering van deze regelgeving.
Bron: Artikel 68 (titel 3, Hoofdstuk 4) Programmawet 25 december 2017, BS 29 december 2017