Ga naar de inhoud
Terug naar overzicht

Mobiliteitsbudget in 2026: indexatie minimum- en maximumbedrag

Op 1 januari 2026 worden de grenzen waartussen het bedrag van het mobiliteitsbudget zich moet situeren opnieuw geïndexeerd. Volgens onze berekeningen zal het mobiliteitsbudget voor een bepaalde werknemer in 2026 steeds minstens 3.233 euro moeten bedragen, en maximaal 17.244 euro kunnen bedragen.

Wat is het mobiliteitsbudget?

Het mobiliteitsbudget is een alternatief voor de bedrijfswagen en biedt de mogelijkheid aan werknemers om hun (recht op een) bedrijfswagen in te ruilen voor een jaarlijks budget.

Dit budget kan worden besteed aan:

  • Pijler 1: een milieuvriendelijke wagen. Vanaf 2026 komen enkel nog zuiver elektrische wagens in aanmerking.
  • Pijler 2: duurzame vervoermiddelen en -diensten zoals fiets, openbaar vervoer, deelwagens, carpoolkosten. Ook huisvestingskosten (zowel huurgelden als aflossingen en interesten van een hypothecaire lening) komen, onder strikte voorwaarden, in aanmerking.
  • Pijler 3: een restsaldo, dat na afhouding van een bijzondere RSZ-bijdrage van 38,07%, uitbetaald wordt op het einde van het jaar. 

Tot nu toe is het mobiliteitsbudget gebaseerd op vrijwilligheid: werkgevers zijn niet verplicht om het mobiliteitsbudget aan te bieden, en werknemers hoeven het niet te aanvaarden. Vanaf 2026 zou hier wel verandering in komen, maar de wetteksten die de verplichting tot het aanbod van het mobiliteitsbudget moeten regelen, zijn nog niet ingediend in het parlement.

Hoe wordt het budget berekend?

Het uitgangspunt is de Total Cost of Ownership (TCO) van de bedrijfswagen die wordt ingeruild of waarop de werknemer recht zou hebben. Sinds 2024 moeten werkgevers kiezen tussen twee officiële berekeningsmethoden:

  • Werkelijke kosten: alle effectieve jaarlijkse kosten van de wagen (afschrijving, verzekering, belastingen, laadkosten, …)
  • Forfaitaire formule: een vaste component (vaste wagenkosten) en eventueel een variabele component (kilometers voor woon-werk en privégebruik)

Deze keuze geldt voor alle werknemers en functiecategorieën binnen het bedrijf en moet gedurende minstens drie jaar worden aangehouden. Na afloop van deze periode kan de werkgever van methode wisselen. Een eventuele wijziging heeft echter enkel gevolgen voor de werknemers die daarna instappen in het mobiliteitsbudget. De reeds gesloten akkoorden blijven ongewijzigd verder lopen.

Geïndexeerde grenzen voor 2026

Het uitgangspunt is dat het mobiliteitsbudget niet meer mag bedragen dan 20% van het totale brutoloon van de werknemer (omwille van de Loonbeschermingswet). Daarnaast geldt er echter ook een minimum- en een maximumbedrag waarbinnen het bedrag van het mobiliteitsbudget (berekend aan de hand van de “TCO” van de bedrijfswagen die er aan de basis van ligt) zich steeds moet bevinden.

Deze bedragen worden sinds 2024 jaarlijks geïndexeerd om de koopkracht te behouden. Voor 2026 bedragen deze grenzen (volgens onze eigen berekeningen):

  • minimum: 3.233 euro per jaar, en
  • maximum: 17.244 euro per jaar.

Deze bedragen zullen nog bevestigd worden door de FOD Financiën.

Bron:

  • Wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget, BS 29 maart 2019
  • KB van 10 september 2023 tot uitvoering van artikelen 8, §5 en 12, §5, van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget, BS 29 september 2023

Deel dit nieuws

Gerelateerde artikels