Een maximumleeftijd voor de ontslagbescherming
Dat kandidaten bij de sociale verkiezingen beschermd zijn tegen ontslag is ongetwijfeld geen nieuws. We brachten dit onlangs nog eens uitgebreid onder de aandacht in een artikel over de aankomende start van de zogenaamde occulte periode.
Een wat minder bekend aspect van de regeling die het ontslag van de (kandidaat-) personeelsafgevaardigden probeert te verhinderen door complexe ontslagprocedures en nog meer door zeer hoge ontslagvergoedingen bij miskenning van die procedures, is dat die bescherming afloopt wanneer de werknemer 65 jaar wordt (behalve wanneer de onderneming de gewoonte heeft de categorie van werknemers, waartoe de beschermde werknemer behoort, in dienst te houden na het bereiken van deze leeftijd). Dat is ook de pensioengerechtigde leeftijd.
De leeftijdsgrens die het recht op pensioen opent, zal de komende jaren echter stijgen: in 2025 naar de leeftijd van 66 jaar en in 2030 naar 67 jaar. Het einde van de ontslagbescherming van (kandidaat-) personeelsafgevaardigden wordt nu gelijkgetrokken met die evolutie. Vanaf 1 februari 2025 is de betrokken werknemer niet meer beschermd vanaf het moment dat die 66 jaar is geworden en vanaf 1 februari 2030 is dat niet langer het geval vanaf zijn 67ste verjaardag.
De pensioenleeftijd duikt trouwens ook op in de wetgeving over de sociale verkiezingen zelf. Werknemers die zich als kandidaat willen aanbieden om in de ondernemingsraad of het comité voor preventie en bescherming op het werk te gaan zetelen, mogen op de dag van de verkiezingen nog geen 65 jaar oud zijn. Dat blijft in de lopende verkiezingsprocedure ongewijzigd, maar de aanpassing van de wetgeving over de ontslagbescherming heeft wel een indirecte impact. Die aanpassing betekent voor de kandidaat die vrij dicht tegen die maximumleeftijd zit immers wel dat hij wat langer beschermd zal blijven dan tot voor kort het geval was.
Enkel de ontslagbescherming eindigt, de arbeidsovereenkomst loopt door
Let op: de wetgeving bepaalt enkel dat de ontslagbescherming eindigt op een bepaalde leeftijd. Dat betekent niet dat de arbeidsovereenkomst zelf tot een einde komt en evenmin dat het eventueel mandaat van de betrokken personeelsafgevaardigde automatisch zou eindigen. Hetzelfde kan trouwens in het algemeen gezegd worden over de pensioengerechtigde leeftijd: vanaf 65 jaar (of in 2025 66 jaar), is de werknemer pensioengerechtigd, maar de arbeidsovereenkomst komt niet plots tot een einde op die verjaardag. De werknemer kan vanaf dan gebruik maken van het recht op pensioen, maar hij kan er ook voor kiezen om te blijven werken. Als die werknemer gebruik wil maken van het recht om op pensioen te gaan, zal de arbeidsovereenkomst eerst nog formeel moeten beëindigd worden. Vaak gebeurt dat eenvoudigweg met een onderling akkoord. Wanneer een van de partijen echter liever nog geen einde ziet komen aan de samenwerking, zal de andere partij die dat wel wenst, een opzegtermijn moeten respecteren. Het enige verschil met het ontslag van een wat jongere werknemer, is op dat moment dat er afwijkende opzegtermijnen gelden voor werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd bereikt hebben.
Bron : Wet van 3 december 2023 tot wijziging van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden, BS 14 december 2023.