Ga naar de inhoud
Terug naar overzicht

Het mobiliteitsbudget anno 2026: wat kunnen we verwachten?

In het licht van het federaal regeerakkoord voor 2025-2029 zijn er een aantal belangrijke hervormingen omtrent het mobiliteitsbudget aangekondigd. Doel daarbij is het systeem vereenvoudigen enerzijds, en breder toepasbaar maken anderzijds. Het mobiliteitsbudget zit al enkele jaren in de lift – deze aankondiging roept dus veel vragen op. In deze blog lichten we de krijtlijnen van het mobiliteitsbudget uit en werpen we alvast een blik op de verwachte wijzigingen in de toekomst. 

Mobiliteitsbudget?

Kort gezegd biedt het mobiliteitsbudget werknemers én werkgevers een flexibele manier om het woon-werkverkeer te organiseren, met als doel het aantal bedrijfswagens te verminderen. Maar hoe werkt dat in de praktijk? Werknemers die recht hebben op een bedrijfswagen, kunnen ervoor kiezen om het budget dat de werkgever daarvoor voorziet, op een andere manier te besteden. Daarbij kunnen ze kiezen uit drie opties:

  • een kleinere, groenere wagen (pijler 1);
  • alternatieve vervoersoplossingen in de ruimste zin (pijler 2);
  • cashgeld (pijler 3). 

Het systeem wint duidelijk aan populariteit. Volgens recente onderzoekscijfers van Acerta koos in 2024 al 3,4% van de werknemers met recht op een bedrijfswagen voor het mobiliteitsbudget – dat is meer dan drie keer zoveel als in 2020 (1,1%). Ook aan werkgeverszijde is de groei zichtbaar: van de bedrijven die bedrijfswagens aanbieden, bood in 2024 3,23% het mobiliteitsbudget aan. In 2021 betrof het slechts 1,5%. Het mobiliteitsbudget is dus bezig aan een opmars.

Veranderingen voor werkgevers – op korte termijn

Er zijn enkele veranderingen op komst. De bedoeling is om vanaf 2026 het mobiliteitsbudget verplicht te maken voor alle bedrijven die reeds bedrijfswagens voorzien. De keuzevrijheid langs werkgeverszijde zal dus verdwijnen. Werknemers daarentegen behouden wél hun vrijheid om te kiezen: zij kunnen op vrijwillige basis opteren voor een bedrijfswagen óf voor een duurzamer mobiliteitsalternatief.

Let wel: het gaat hierbij altijd om bedrijfswagens die bovenop het loonpakket toegekend worden én die ook voor privégebruik bestemd zijn. Loonruilwagens, cafetariaplan-wagens en utilitaire voertuigen vallen dus buiten deze regeling. We verwachten dat dit onderscheid behouden zal blijven door de regering. 

Hoe dan ook: werkgevers doen er dus goed aan zich voor te bereiden. Dat betekent: het huidige mobiliteitsbeleid onder de loep nemen, het wagenbeleid tijdig uitbreiden met een mobiliteitsbudget en duidelijke communicatie voorzien richting werknemers.

Let wel: op dit moment is er nog geen concrete ontwerpwetgeving. De plannen zijn gebaseerd op het federale regeerakkoord en kunnen uitgesteld of aangevuld worden met overgangsmaatregelen.

Flexibeler voor werknemers – op langere termijn

En ook aan werknemerszijde zijn er hervormingen op komst, vooral om het mobiliteitsbudget uit te breiden. Zo zou het in de toekomst niet langer vereist zijn dat een werknemer effectief recht heeft op een bedrijfswagen. Dat zou betekenen dat elke werknemer kan instappen in het mobiliteitsbudget. Dat zou de keuzevrijheid aanzienlijk vergroten en werknemers toelaten hun mobiliteit beter af te stemmen op hun persoonlijke situatie. 

Wat voorlopig nog onduidelijk blijft, is hoe het budget zal worden berekend voor werknemers die geen (recht op een) bedrijfswagen hebben. Komt er een standaardbedrag? Wordt er rekening gehouden met functie, sector, loonpakket of woon-werkafstand? Verschillende opties zijn mogelijk, maar voorlopig is er nog niets concreet. 

Deze uitbreiding zal naar verwachting pas in een latere fase – na 2026 – worden uitgerold. De federale regering zou eerst focussen op het verplicht aanbieden van het mobiliteitsbudget in zijn huidige vorm – dus enkel voor werknemers die nu al recht hebben op een bedrijfswagen. 

Administratieve en fiscale werking

Verder wordt er gewerkt aan een vereenvoudiging van het mobiliteitsbudget. Denk aan uniforme vergoedingsvormen en digitale tools voor het indienen van kosten. Dat zou niet alleen de administratieve last verlagen, maar ook de rechtszekerheid van het systeem versterken.

De bestaande (para)fiscale voordelen blijven behouden, zodat duurzame mobiliteit aantrekkelijk blijft. Tegelijkertijd zullen er vanaf 2026 enkele regels aangescherpt worden:

  • Pijler 1: In lijn met de hervormde autofiscaliteit zullen vanaf 2026 enkel volledig elektrische wagens nog in aanmerking komen binnen deze pijler.
  • Pijler 2: Duurzame mobiliteitsoplossingen blijven vrijgesteld van belastingen en sociale bijdragen. Wel is het nog onduidelijk of er plafonds zullen gelden voor bepaalde uitgaven binnen deze categorie.
  • Pijler 3: Het resterende bedrag dat niet wordt besteed via pijler 1 of 2, wordt uitbetaald in cash. Dit bedrag blijft onderworpen aan een vaste sociale bijdrage van 38,07%, maar is vrijgesteld van bedrijfsvoorheffing.

Door de geplande uitbreiding van het toepassingsgebied van het mobiliteitsbudget, is het voorlopig nog onduidelijk of de fiscale behandeling ongewijzigd blijft. Ook over de praktische aanpak van de fiscale controle en rapportering zijn nog geen definitieve richtlijnen bekend.

Duurzame mobiliteit

Pijler 2 van het huidige mobiliteitsbudget biedt een brede waaier aan alternatieve vervoersmogelijkheden, zoals openbaar vervoer, fietsen, steps, carpoolen, deelmobiliteit en huisvestingskosten. Het is momenteel nog onduidelijk of deze lijst nog uitgebreid, dan wel strikter gereguleerd zal worden. 

Aan de slag met je mobiliteitsbeleid?

Heb je nog vragen? Nood aan een partner om je mobiliteitsbeleid kritisch onder de loep te nemen? Onze experten helpen je graag. Via onze afsprakentool maak je gemakkelijk een afspraak (eerste kwartier gratis!).

Artikel geschreven door

Ellen Lammens

Juridisch adviseur bij Acerta

Deel dit blog artikel

Gerelateerde artikels