Ga naar de inhoud
Terug naar overzicht

Vlaamse Regering hervormt individuele beroepsopleiding

Als werkzoekende een opleiding krijgen op de werkvloer met het vooruitzicht op een arbeidsovereenkomst voor de job waarvoor je net bent opgeleid: dat is kort samengevat het doel van een individuele beroepsopleiding (IBO). De maatregel bestaat al langer en heeft tot doel om werkzoekenden heel gericht naar werk toe te leiden. De Vlaamse Regering kondigde bij haar aantreden al aan het IBO-stelsel te willen hervormen en heeft nu ook een ontwerptekst klaar om die hervorming te realiseren. Dat ontwerp ligt nog voor advies bij de Raad van State, maar we geven jullie toch al een overzicht van de nieuwigheden die wellicht vanaf 1 januari 2026 van toepassing zullen zijn. De hervorming heeft als doel om het systeem aantrekkelijker te maken, want de afgelopen jaren is het aantal IBO-trajecten stelselmatig gedaald. Op lopende IBO-trajecten blijft de oude regeling van toepassing.

IBO of IBO-plus?

Net zoals in het huidige systeem zal ook na de hervorming een onderscheid blijven bestaan tussen twee types IBO: de “gewone” versie die voor iedere werkzoekende open staat en de IBO-plus, die enkel toegankelijk zal zijn voor drie specifieke groepen werkzoekenden, namelijk werkzoekenden met een arbeidsbeperking, werkzoekenden die arbeidsongeschikt zijn en werkzoekenden in detentie of onder elektronisch toezicht. De omschrijving van de doelgroep voor IBO-plus zal na de hervorming dus anders zijn dan in het huidige stelsel. Deze optie zal immers niet langer openstaan voor langdurige werkzoekenden. Na een IBO-plus zal eventueel ook nog een “gewone” IBO opgestart kunnen worden bij dezelfde IBO-werkgever. 

IBO-premie betalen wordt verplichting van werkplek

Het meest opvallende aan de hervorming zit in het luik dat de vergoeding van de IBO-cursist regelt. Momenteel krijgt die boven de eventuele socialezekerheidsuitkering ook nog een premie van de VDAB en de IBO-werkgever betaalt aan de VDAB een forfaitair bedrag als tussenkomst in de kostprijs. Er is dus geen rechtstreekse betaling van de IBO-werkgever aan de cursist.

Bij IBO-plus blijft de VDAB verantwoordelijk voor de uitbetaling van de IBO-premie aan de cursist, maar in de “gewone” IBO, wordt deze opdracht nu naar de IBO-werkgever doorgeschoven. Deze zal maandelijks van de VDAB het bedrag van de IBO-premie voor voltijdse prestaties doorgestuurd krijgen. De IBO-werkgever zal dan - na een eventuele proratisering in functie van afwezigheden of van een deeltijdse uurregeling – de IBO-premie uitbetalen samen met een vergoeding van de verplaatsingskosten. 

De IBO-premie zal binnenkort ook op een andere manier berekend worden. De VDAB zal het bedrag berekenen. Nu is die premie nog een percentage van het GGMMI. Na de hervorming wordt het toekomstig startersloon van de cursist het uitgangspunt. Daar wordt dan eerst de RSZ-bijdrage van 13,07% en vervolgens het vervangingsinkomen, waar de cursist desgevallend aanspraak op kan blijven maken tijdens het IBO-traject, van afgetrokken. Tenslotte wordt op dat resultaat een percentage toegepast van 70%, 80%, 90% of 100% naar keuze van de IBO-werkgever. Bij IBO-plus zal dat percentage altijd 70% bedragen.

Voortijdige stopzetting van de IBO

Waar de huidige regelgeving de mogelijkheid om de IBO voortijdig te beëindigen slechts heel beperkt uitwerkt, kiest de Vlaamse Regering nu voor een gedetailleerder wetgevend kader. Net zoals momenteel al het geval is, is voor een voortijdige beëindiging in principe het akkoord van de VDAB nodig. 

Nieuw is alvast de invoering van een “verkenningsfase”. Tijdens de eerste veertien dagen kan de IBO zonder verdere gevolgen stopgezet worden.

Daarnaast zal ook na die eerste veertien dagen een verzoek tot vervroegde stopzetting kunnen ingediend worden. In dat scenario volgt dan een periode van drie werkdagen, waarin de VDAB eerst nog een bemiddelingspoging kan opstarten om de opleiding alsnog te laten voortduren.

Bij een eenzijdige beëindiging van de IBO-overeenkomst door de IBO-werkgever zonder akkoord van de VDAB wordt in de nieuwe regelgeving duidelijk bepaald dat de IBO-werkgever dan een schadevergoeding zal moeten betalen aan de IBO-cursist. Die vergoeding is dan gelijk aan de som van alle vergoedingen die nog tot het einde van de IBO verschuldigd zouden geweest zijn. 

Ten slotte creëert de nieuwe regelgeving de optie om IBO-cursisten met een medische problematiek progressief meer tijd te laten besteden aan het werkplekleren. Wanneer de IBO-cursist er klaar voor is, zal een IBO-overeenkomst tijdens de uitvoering kunnen stopgezet worden en vervangen worden door een nieuwe IBO-overeenkomst met meer uren opleiding.

Aanwervingsverplichting 

Na afloop van de IBO, wordt de IBO-cursist bij de onderneming als werknemer in dienst genomen. Dat is een verplichting voor de IBO-werkgever en op zich geen nieuw gegeven. De aanwerving gebeurt in principe met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur of uitzonderlijk (en met instemming van de VDAB) met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur. Die tewerkstelling als werknemer in de aangeleerde functie moet minstens even lang duren als de IBO. Een IBO-werkgever die deze duurtijd niet respecteert, zal boven op de verplichtingen bij ontslag ook nog een schadevergoeding moeten betalen gelijk aan het loon van het resterende gedeelte van die minimumduur.

Bron: Ontwerp van Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding, wat betreft de hervorming van IBO (zoals in tweede lezing voorlopig goedgekeurd op de Ministerraad van 14 november 2025)

Deel dit nieuws

Gerelateerde artikels