Vanaf het inkomstenjaar 2024 wijzigt het een en ander met betrekking tot (bedrijfs)fietsen: de vrijgestelde fietsvergoeding werd opgetrokken tot (na indexatie) 0,35 euro/kilometer. Tegelijk werd deze vrijstelling beperkt tot een plafondbedrag op jaarbasis. Werkgevers die bedrijfsfietsen ter beschikking stellen, zullen de waarde van het voordeel van die bedrijfsfiets voortaan ook op de fiscale fiche moeten vermelden. Ontdek hieronder wat wijzigt voor jou vanaf 2024.
Achtergrond:
Ruimere wijzigingen met betrekking tot fietsen
Optrekking fietskilometervergoeding
Het (para)fiscaal maximumbedrag dat vrijgesteld toegekend kan worden als fietsvergoeding werd opgetrokken tot 0,35 euro per kilometer (geïndexeerd voor het inkomstenjaar 2024). Dit jaar werd er naast de jaarlijkse indexering dus ook een effectieve verhoging van de fietsvergoeding doorgevoerd, via een aanpassing van het niet-geïndexeerd basisbedrag van de fietsvergoeding.
De wet voorzag initieel in een te indexeren basisbedrag van 0,177 euro per kilometer waardoor de fietskilometervergoeding na indexatie maximaal 0,34 euro zou bedragen in 2024. De afspraak binnen de federale regering was echter dat de vergoeding 0,35 euro per kilometer zou bedragen. Dus intussen werd via Koninklijk Besluit een aanpassing aan het basisbedrag gedaan (verhoging naar 0,178 euro per kilometer). Hierdoor klopt de berekening intussen volledig. Indien een hoger kilometerbedrag wordt toegekend, zal het deel van het kilometerbedrag dat boven deze grens ligt beschouwd worden als loon.
Opgelet, met betrekking tot bedrijfsfietsen kan enkel een vrijgestelde fietsvergoeding toegekend worden in het kader van het woon-werkverkeer. Om een vrijgestelde fietsvergoeding voor dienstverplaatsingen toe te kennen is vereist dat de fiets eigendom is van de werknemer, wat bij bedrijfsfietsen niet het geval is.
De fiscale vrijstelling van de fietsvergoeding is bij de berekening van de personenbelasting voortaan afhankelijk van de keuze voor de aftrek van forfaitaire beroepskosten. Indien de werknemer of bedrijfsleider kiest voor de aftrek van zijn werkelijke beroepskosten wordt de ontvangen fietsvergoeding voortaan dus bij het belastbaar beroepsinkomen gevoegd, waarna de werknemer/bedrijfsleider een forfaitaire aftrek voor gemaakte beroepskosten kan toepassen van, bij gebrek aan bewijzen, 0,35 euro per afgelegde kilometer (geïndexeerd voor het inkomstenjaar 2024 basisbedrag). Dit onderscheid geldt echter niet in de bedrijfsvoorheffing. Bij de berekening van de bedrijfsvoorheffing moet niet worden gewerkt met een verklaring op eer waarin de werknemer bevestigt dat hij geen werkelijke beroepskosten zal bewijzen. De definitieve vrijstelling van de fietsvergoeding wordt dus pas beoordeeld in de personenbelasting.
We vermelden hier de toegelaten maximaal vrijgestelde fietsvergoeding op (para)fiscaal vlak. Dit betekent echter niet dat je als werkgever ook steeds verplicht bent om dit maximumbedrag toe te kennen. Om te bepalen welk bedrag je als werkgever moet betalen moet de regeling op sector- en/of op ondernemingsniveau nagegaan worden. Meer informatie hierover lees je in ons nieuwsbericht.
Invoering jaarplafond
De optrekking van het maximum van de (para)fiscaal vrijgestelde fietsvergoeding ging gepaard met de invoering van een plafondbedrag op jaarbasis. Dit plafond geldt enkel voor fietsvergoedingen ontvangen in het kader van het woon-werkverkeer en dus niet voor dienstverplaatsingen. Dit werd intussen nog eens expliciet bevestigd door zowel de RSZ als de FOD Financiën.
Aanvankelijk zou het plafondbedrag (na indexatie) 2 500 euro bedragen in 2024. In het kader van het Mobiliteitsakkoord dat de regering begin 2024 sloot werd echter overeengekomen om dit plafondbedrag op te trekken naar (na indexatie) 3 500 euro per jaar (bedrag voor 2024). De wetgeving die deze optrekking regelt is op sociaal vlak al gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Op fiscaal vlak is deze aanpassing opgenomen in de Wet diverse fiscale bepalingen die intussen goedgekeurd werd in de Kamer. Het niet-geïndexeerde basisbedrag van 1 285 euro per jaar zal hierdoor vervangen worden door 1 795 euro per jaar.
De fietskilometervergoedingen die het maximumbedrag op jaarbasis overschrijden zullen in principe een belastbaar beroepsinkomen vormen, dat onderhevig is aan het progressief tarief. Uit een recente circulaire van de FOD Financiën blijkt echter dat op dit overschrijdend deel (voor zover het kilometerbedrag van de fietsvergoeding wel maximaal 0,35 euro bedroeg, voor 2024) eerst nog de algemene vrijstelling voor het woon-werkverkeer toegepast mag worden. Uiteraard voor zover die vrijstelling nog niet opgebruikt is door andere vergoedingen of voordelen toegekend in het kader van het woon-werkverkeer. Dit betekent dat voor het jaar 2024 zo nog een bijkomend bedrag van 490 euro vrijgesteld kan worden.
Nieuw:
Voordeel bedrijfsfiets moet vermeld worden op de fiscale fiche
Principe
Indien een werkgever of onderneming een bedrijfsfiets toekent aan een werknemer of bedrijfsleider dan vormt die toekenning in hoofde van die werknemer of bedrijfsleider een vrijgesteld voordeel, op voorwaarde dat de bedrijfsfiets effectief gebruikt wordt in het kader van het woon-werkverkeer. Dit effectief gebruik kan de vorm aannemen van enkele dagen per week fietsen naar het werk doorheen het jaar, maar evengoed kan de werknemer ervoor kiezen om enkel in de zonnigere maanden de bedrijfsfiets te gebruiken en tijdens de koudere maanden een ander vervoermiddel te nemen. De vrijstelling van het voordeel van de bedrijfsfiets heeft dan betrekking op het volledig voordeel, dus inclusief het gebruik voor de zuivere privéverplaatsingen (’s avonds, in het weekend,…).
Vermelding waarde op de fiscale fiche
Op fiscaal vlak werd echter bepaald dat, ondanks het feit dat de toekenning van een bedrijfsfiets een vrijgesteld voordeel vormt, de waarde die dit voordeel vertegenwoordigt voortaan toch op de fiscale fiche zal moeten worden vermeld. Ook hier is het immers zo dat indien de werknemer of bedrijfsleider in zijn personenbelasting kiest voor de aftrek van werkelijke beroepskosten, de waarde van dit voordeel voortaan aan zijn belastbaar inkomen moet worden toegevoegd. Voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing tijdens het jaar wijzigt er echter niets en blijft een bedrijfsfiets die effectief gebruikt wordt voor woon-werkverkeer dus steeds vrij van bedrijfsvoorheffing.
Er zal vanaf het inkomstenjaar 2024 dus melding gemaakt moeten worden van de waarde van de bedrijfsfiets op de fiscale fiche van de ontvanger. Dit geldt zowel voor bedrijfsfietsen die in het kader van een cafetariaplan of flexibel verloningsplan toegekend werden, als voor bedrijfsfietsen die “on top” werden toegekend. De verplichte vermelding geldt niet enkel voor nieuwe toekenningen, ook de bedrijfsfietsen die voor 2024 al toegekend werden moeten vanaf dit jaar worden vermeld. Het feit dat de werknemer of bedrijfsleider gebruik kan maken van dit voordeel duurt immers voort gedurende de volledige periode van terbeschikkingstelling. De waarde van het voordeel van de bedrijfsfiets zal voor alle bedrijfsfietsen dus in de loonberekening opgenomen moeten worden, zonder uitzondering!
Zodra de periode van terbeschikkingstelling eindigt en de werknemer de fiets bijvoorbeeld overkoopt, wordt de fiets eigendom van de werknemer en moet de waarde van die fiets niet langer vermeld worden op de fiscale fiche. Let wel: als de overname gebeurt aan een prijs die lager is dan de werkelijke waarde van de fiets, vormt die korting wel een nieuw voordeel dat belastbaar is en onderworpen is aan RSZ-bijdragen. Die korting moet dan bijgevolg wel op de fiche vermeld worden.
Praktisch
In de circulaire geeft de FOD Financiën enkele voorbeelden om te illustreren hoe de waarde van het voordeel van de bedrijfsfiets bepaald moet worden. Daarbij wordt rekening gehouden met de periode en intensiteit van de terbeschikkingstelling en met het pakket van toebehoren en diensten (pechverhelping, onderhoud, verzekering,…) dat samen met de fiets zelf aangeboden wordt. Er moet dus gekeken worden naar de totale waarde van het voordeel in hoofde van de werknemer of bedrijfsleider.
Voorbeelden uit de circulaire:
- Voorbeeld 1
Een werkgever leaset een fiets en stelt deze permanent ter beschikking aan zijn werknemer. De werknemer beschikt het hele jaar door over de fiets bij hem thuis.
Er kan worden aanvaard dat het voordeel wordt vastgesteld op basis van de door de werkgever gedragen kosten. Het gaat in principe om de huur betaald door de werkgever voor het volledige jaar.
- Voorbeeld 2
Een werkgever leaset een fiets. De fiets maakt deel uit van een pool zonder te zijn toegewezen aan een specifieke werknemer. De werknemer kan het volledige jaar, telkens wanneer hij dat wil, beschikken over de fiets.
Er kan worden aanvaard dat het voordeel wordt vastgesteld op basis van de door de werkgever gedragen kosten. Het gaat in principe om de huur betaald door de werkgever voor het volledige jaar.
- Voorbeeld 3
Een werkgever leaset een fiets en stelt deze van tijd tot tijd ter beschikking aan zijn werknemer. De fiets maakt deel uit van een pool zonder te zijn toegewezen aan een specifieke werknemer. De werknemer moet de fiets delen met andere werknemers, zodat hij er niet over kan beschikken telkens wanneer hij dat wil, maar wel bijvoorbeeld 2 dagen per week en 1 weekend per maand.
Er kan worden aanvaard dat het voordeel wordt vastgesteld op basis van de door de werkgever gedragen kosten. Het gaat in principe om de huur betaald door de werkgever waarop een pro rata kan worden toegepast in functie van het aantal dagen van daadwerkelijk gebruik door de werknemer.
Voordeel van alle aard = huur x ((2 dagen x 52 weken) + (2 dagen x 12 maanden)) / 365 dagen (of 366 dagen voor een schrikkeljaar).
- Voorbeeld 4
Een werkgever koopt een elektrische fiets en stelt deze permanent ter beschikking aan zijn werknemer (waarde: 3 000 euro), evenals de toebehoren (waarde: 500 euro). De werkgever neemt de herstellings- en onderhoudskosten (overeenkomst van 80 euro per jaar) ten laste. De werknemer beschikt het hele jaar door over de fiets bij hem thuis.
Er kan worden aanvaard dat het voordeel wordt vastgesteld op basis van de aankoopprijs van de fiets en de toebehoren gespreid over 5 jaar, zijnde de economische levensduur van de fiets, waaraan de kosten van de herstellings- en onderhoudsovereenkomst worden toegevoegd.
Voordeel van alle aard = (3 000 euro + 500 euro = 3 500 euro) / 5 = 700 euro per jaar.
Onderhouds- en reparatiecontract (80 euro per jaar). Totaal = 780 euro.
Wanneer de fiets ter beschikking wordt gesteld vanaf 1 juli 2024, zal het bedrag van het voordeel als volgt worden toegewezen:
- Aanslagjaar 2025 (inkomsten 2024): 780 X 184/366 = 392,13 euro.
- Aanslagjaar 2026 (inkomsten 2025) en nadien: 780 euro.
- Voorbeeld 5
Een werkgever koopt een elektrische fiets en stelt deze permanent ter beschikking aan zijn werknemer (waarde: 3 000 euro), evenals de toebehoren (waarde: 500 euro). De werkgever neemt de herstellings-, onderhouds- en verzekeringskosten ten laste zodat de werknemer geen enkele kost moet dragen. De werknemer beschikt het hele jaar door over de fiets bij hem thuis.
Er kan worden aanvaard dat het voordeel overeenstemt met de huur die de werkgever had moeten dragen indien hij een leaseovereenkomst had gesloten die een vergelijkbare dienst aanbood.
Bron :
- Art. 38, § 1, eerste lid, 14° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatst gewijzigd door artn. 12 – 16 van de Wet van 22 december 2023, BS 29 december 2023
- Art. 23 Wetsontwerp houdende diverse fiscale bepalingen (DOC 55/3865)
- Koninklijk besluit houdende uitvoering van de artikelen 38, § 1, zesde lid, en 66bis, vierde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, BS 15 april 2024
- Circulaire 2024/C/22 over de vrijstelling van de fietsvergoeding en het voordeel dat voortvloeit uit de terbeschikkingstelling van een bedrijfsfiets, alsook over de beroepskosten verbonden aan het gebruik van de fiets voor woon-werkverkeer