Door de hoogste loongrens van de werkbonus op te trekken, vergroot het aantal werknemers dat kan genieten van een korting. Hierdoor gaat hun koopkracht omhoog.
Wat is de werkbonus?
De werkbonus is een korting die je medewerker met ‘een laag loon’ geniet op het bedrag aan sociale zekerheidsbijdragen dat hij zelf moet betalen. Op het brutoloon dat je aan je medewerker betaalt, ben jij als werkgever namelijk niet alleen bijdragen verschuldigd. Ook je medewerker betaalt 13,07 procent aan de RSZ, om de sociale zekerheid waarvan elke burger kan genieten mee te financieren.
Onder een bepaalde loongrens geniet je medewerker van een volledige werkbonus. Die bedraagt momenteel 218,24 euro voor bedienden en 235,70 euro voor arbeiders. Dat bedrag moet je medewerker dan niet aan de RSZ afstaan, maar mag hij zelf bijhouden. Zo verhoogt zijn nettoloon zonder dat jij bruto een extra kost hebt. Tussen de laagste loongrens en de hoogste loongrens krijgt je medewerker een gedeeltelijke werkbonus. Ligt het brutoloon dat je hem betaalt boven de hoogste loongrens, dan is er geen recht meer op een werkbonus. Momenteel ligt de hoogste loongrens vast op 2.771,79 euro.
De bedoeling van deze maatregel is de werkloosheidsval tegengaan. Die zorgt er voor dat sommigen de stap van werkloosheid naar een job niet zetten omdat ze het gevoel hebben te weinig loon naar werken over te houden.
Wat verandert er?
Vanaf april zal de hoogste loongrens voor de berekening van de werkbonus niet langer een vast bedrag zijn, maar gekoppeld worden aan het bedrag van het GGMMI (het nationale, intersectorale minimumloon). Dat was eerder al het geval voor de laagste loongrens. Het zal gaan om 157,6814 procent van 1.806,16 euro, wat een hoge loongrens van 2.847,98 euro oplevert.
Heb je bijvoorbeeld een medewerker in dienst met een brutoloon van 2.800 euro, dan had deze tot nog toe geen recht op een werkbonus. Vanaf april komt daar verandering in, waardoor deze van zijn bruto meer netto overhoudt.