Federale regering bereikt begrotingsakkoord voor 2026: wat betekent dit voor jou?
De federale regering heeft een begrotingsakkoord bereikt voor 2026. Om de begroting van 2026 vorm te geven en de meerjarenbegroting op orde te krijgen, bevat het akkoord ook verdere hervormingen van de arbeidsmarkt.
De maatregelen moeten nog worden omgezet in wetgeving en officieel worden goedgekeurd en gepubliceerd. We updaten deze blog van zodra er meer nieuws bekend is.
Verdere activering langdurig zieken
Ten eerste zet de regering verder in op de activering van langdurig zieken. De voorbije jaren werden reeds verschillende maatregelen genomen om langdurig zieke werknemers sneller te re-integreren op de arbeidsmarkt, met een gedeelde verantwoordelijkheid voor de verschillende betrokken partijen. Nu ligt er een plan op tafel om 100.000 langdurig zieken terug aan het werk te krijgen.
Eerder was al bekend dat werkgevers met gemiddeld 50 werknemers (met uitzondering van maatwerkbedrijven voor hun doelgroepwerknemers) vanaf 1 januari 2026 — en onder bepaalde voorwaarden — een solidariteitsbijdrage moeten betalen. Die bedraagt 30% op de ziekte-uitkering tijdens de tweede en derde maand van arbeidsongeschiktheid. Volgens het recent afgesloten begrotingsakkoord zou die verplichting worden uitgebreid: werkgevers zouden de bijdrage niet twee, maar vier maanden moeten betalen. Vanaf 1 januari 2027 wordt deze solidariteitsbijdrage bovendien verder opgetrokken naar ook de vierde én vijfde maand van de arbeidsongeschiktheid. Op welke manier en onder welke voorwaarden dit precies zal gebeuren, is voorlopig nog niet geweten.
Werkbonus
De versterking van de werkbonus zal worden versneld. In het zomerakkoord werd al aangekondigd dat de werkbonus geleidelijk opgetrokken zou worden, met als doel het brutominimumloon tegen 2029 gelijk maken aan het nettominimumloon. Uit het begrotingsakkoord blijkt nu dat deze verhoging sneller voelbaar zal zijn: vanaf volgend jaar zouden werknemers die recht hebben op de werkbonus al ongeveer 50 euro extra nettoloon ontvangen.
Index
De toepassing van de indexatie wordt gedeeltelijk beperkt. In 2026 en 2028 zal een ‘centenindex’ worden ingevoerd voor werknemers met een brutoloon hoger dan 4.000 euro. Ook voor personen met een uitkering hoger dan 2.000 euro bruto zal deze maatregel gelden, al moet daarbij rekening worden gehouden met de reeds goedgekeurde regels rond de tijdelijke niet-indexatie van bepaalde pensioenen. De centenindex zal niet in andere jaren kunnen toegepast worden, dus bijvoorbeeld niet in 2027 of 2029.
Wat betreft de lonen geldt dus een plafond van 4.000 euro.
- Brutolonen onder 4.000 euro worden op de gebruikelijke manier geïndexeerd, namelijk via een procentuele index;
Voorbeeld: een index van 2% bij het overschrijden van de spilindex. - Vanaf 4.000 euro bruto wordt de centenindex toegepast. Dat betekent dat op het loon boven 4.000 euro geen procentuele indexering meer wordt berekend.
Minister Vandenbroucke illustreerde dit met een voorbeeld: iemand met een brutoloon van 5.000 euro krijgt dezelfde indexstijging in euro’s als iemand met 4.000 euro – ongeveer 80 euro.
Het blijft voorlopig nog afwachten of de centenindex zal worden berekend op basis van bestaande sectorale afspraken, of dat er één algemeen vast bedrag wordt vastgelegd voor de loonsverhoging boven 4.000 euro (zoals de eerder genoemde 80 euro).
Verschillende sectoren — zoals o.a. PC 200, het Aanvullend Paritair Comité voor de Bedienden — indexeren traditioneel in januari. De vraag is dan ook of de wetgeving tijdig klaar zal zijn én of deze sectoren al meteen de centenindex zullen moeten toepassen. Daarnaast zijn er ook sectoren die meerdere keren per jaar indexeren, zoals PC 124 (bouw) en PC 326 (gas en elektriciteit). Ook voor hen rijst de vraag hoe en wanneer de centenindex precies zal worden ingevoerd.
Verder zal volgens het Planbureau de spilindex overschreden worden in januari 2026. Afhankelijk van de sector worden de lonen vervolgens in de eerste, tweede of derde maand na die overschrijding geïndexeerd. De timing van de wetgeving is dus cruciaal om te weten welke indexregel op welk moment moet worden toegepast.
Voor werkgevers dreigt dit bovendien een dubbele rekenoefening te worden. Enerzijds moeten ze bepalen hoeveel een werknemer krijgt op basis van de centenindex. Anderzijds moeten ze ook berekenen hoeveel ze moeten doorstorten aan de overheid. Zelfs wanneer de werkgever voor de werknemer een centenindex toepast, moet hij immers nog altijd de helft van de “normale procentuele” indexatie betalen. Dat deel — na aftrek van het bedrag toegekend via de centenindex — gaat niet naar de werknemer maar wordt doorgestort aan de overheid. Hoe dit concreet zal verlopen, moet nog verder worden uitgewerkt.
Aanpassing aan geplande pensioenhervorming
In het Zomerakkoord werd al een nieuwe pensioenhervorming opgestart. Een belangrijk onderdeel daarvan is de uitbreiding van de mogelijkheden om vervroegd met pensioen te gaan. Zo komt er een bijkomende optie om op 60 jaar met pensioen te gaan, op voorwaarde dat men een loopbaan van 42 jaar kan voorleggen. Elk loopbaanjaar moet daarbij bestaan uit 234 effectief gewerkte dagen. Het begrotingsakkoord verfijnt deze maatregel door te bepalen dat perioden van ziekte ook zullen meetellen als gewerkte dagen om aan die 234-dagenvoorwaarde te voldoen.
Daarnaast worden de voorwaarden voor de bestaande stelsels van vervroegd pensioen verstrengd. De loopbaanvoorwaarde stijgt van 104 naar 154 dagen per jaar. Het regeerakkoord voorzag al dat er een oplossing zou komen voor het eerste jaar van tewerkstelling, waarin vaak nog niet voldoende dagen worden gehaald. In het begrotingsakkoord staat nu dat tijdens het eerste werkjaar 104 dagen voldoende zullen zijn.
Tot slot wordt ook de pensioenmalus — de vermindering van het pensioenbedrag bij pensionering vóór de wettelijke pensioenleeftijd — aangepast. De invoering ervan wordt met een jaar uitgesteld naar 2027. Pensioengerechtigden die minstens 35 jaar halftijds hebben gewerkt (156 dagen per jaar) én een loopbaan van minstens 7.020 dagen kunnen aantonen, zullen geen malus krijgen. Ook hier zullen een aantal gelijkgestelde periodes, zoals ziekte, zorgverlof, moederschapsrust en tijdelijke werkloosheid, worden meegenomen als gewerkte dagen.
En alle andere maatregelen uit het zomer- en paasakkoord?
De regering heeft reeds een akkoord bereikt over de maatregelen uit deze verschillende akkoorden, zoals de flexijobs, de (vrijwillige) overuren en de aanpassing van de regels rond nachtarbeid in de logistieke en aanverwante sectoren. De grote knopen zijn daarmee doorgehakt. De ontwerpteksten die deze plannen moeten uitvoeren, doorlopen nu het wetgevend traject. Sommige ontwerpen zijn al ingediend in het parlement, andere liggen voor advies bij de Raad van State of andere adviesorganen, en een aantal teksten moeten nog verder worden besproken in de Ministerraad.
De conclusie lijkt alleszins duidelijk: de hervormingen komen eraan. De vraag is wel nog wanneer ze precies in werking zullen treden — vanaf 1 januari 2026 (eventueel met terugwerkende kracht) of toch op een latere datum.
Meer informatie lees je hier.
Blijf op de hoogte van alle updates rond de begroting
Als werkgever heb jij er alle belang bij zo goed mogelijk op de hoogte te blijven van de vernieuwende regelgeving. Zo kun je je ook tijdig voorbereiden.
Artikel geschreven door
Juridisch adviseur