Meer informatie?
Gelieve contact op te nemen met Acerta – Sylva De Craecker
T +32 478 27 93 62
E Sylva.De.Craecker@acerta.be
Brussel, 10 maart 2020 – Vergelijken we Limburg met de andere Vlaamse provincies, dan blijft koning auto daar de grootste rol spelen in de verplaatsingen tussen thuis en werk. Maar daarom niet exclusief, de auto wordt almaar vaker gecombineerd. Auto+fiets is de populairste combinatie, 17,8 % van de Limburgse werknemers uit de private sector maakt die keuze. Het openbaar vervoer heeft in Limburg dan weer niet van het combinatie-rijden kunnen profiteren: in 2019 koos nog altijd maar 5,5 % (regelmatig) voor trein, tram of bus. Opvallend: de populariteit van de bedrijfswagen neemt weer wat toe, naar 21 %. Dat zijn de belangrijkste bevindingen uit de vijfde jaarlijkse Mobiliteitsbarometer van hr-dienstenverlener Acerta.
Figuur 1: evolutie woon-werkverkeer 2019 versus 2018 in Limburg – combinaties inbegrepen
67,0 % van de Limburgse werknemers rijdt elke dag met de auto naar het werk, nog altijd een meerderheid, maar wel voor het tweede jaar op rij een daling. Toch is voor 8 op 10 Limburgse werknemers de auto onmisbaar voor minstens een deel van het woon-werkverkeer. Van alle Vlaamse provincies krijgt in Limburg de auto nog altijd de grootste rol. Maar steeds meer werknemers kiezen er toch voor om niet exclusief met de wagen de woon-werkverplaatsing te doen. De omstandigheden bepalen of ze die dag met de wagen of met een ander vervoermiddel naar het werk zullen gaan. Zo kunnen bijvoorbeeld de verwachte weervoorspelling, of het feit dat ze die dag wel of niet nog boodschappen zullen moeten doen of de kinderen van school moeten halen, bepalen of de auto gebruikt wordt of er voor een alternatief wordt geopteerd. Sommigen combineren binnen eenzelfde rit: ze nemen bijvoorbeeld de (plooi)fiets mee en fietsen de laatste kilometers van een makkelijk bereikbare parking naar het werk. De fiets is het vervoermiddel dat het meest wordt afgewisseld met de auto. In 2019 combineerde 17,8 % van de Limburgse werknemers auto en fiets regelmatig.
De populariteit van de auto houdt ook verband met de populariteit van de bedrijfswagen. In 2019 reed 21,0 % van de Limburgse bedienden met een wagen van het werk. Dat is iets boven het nationale gemiddelde van 20,6 % en een lichte stijging bovendien. Gert Mertens, kantoordirecteur Acerta Hasselt: "Vorige editie was hét nieuws van onze Mobiliteitsbarometer de stagnering van de populariteit van de bedrijfswagen. Maar nu, in 2019, zijn er weer wat meer. De toename zit hem vooral bij de vrouwelijke bedienden die nog altijd minder dan mannen op een bedrijfswagen hebben kunnen rekenen. In 2019 steeg het percentage vrouwelijke Belgische bedienden met een bedrijfswagen met 8,5 %. 11,5 % van de vrouwelijke bedienden had in 2019 de beschikking over een bedrijfswagen. Hoe je het ook draait of keert, de bedrijfswagen mag dan niet meer het ultieme verloningselement zijn, hij valt niet zomaar te schrappen. En misschien moet dat ook niet, als auto’s milieuvriendelijker worden en mensen bewuste keuzes voor combinaties blijven maken. We hebben in 2019 ook gezien dat de door de overheid aangeboden alternatieven onder de vorm van een mobiliteitsvergoeding (intussen ongrondwettelijk verklaard) en het mobiliteitsbudget nog geen succes zijn.”
In 2019 koos in Limburg 27,4 % van de werknemers regelmatig voor de fiets. Zijn populariteit heeft de fiets niet alleen aan zichzelf te danken, maar wel aan de mogelijkheden om hem te combineren met andere vervoersmiddelen. Gert Mertens: “We stellen vast dat de (elektrische) bedrijfsfiets ondertussen zo goed als een standaardoptie is in cafetariaplannen die bedrijven aan hun personeel aanbieden. Een cafetariaplan laat werknemers toe hun verloning te laten aansluiten bij hun behoeften door hiervoor een gedeelte van hun toekomstig loon in te zetten. Mobiliteit is in dergelijke plannen veelal een belangrijk element. Veel bedrijven bieden bovendien – buiten het kader van een breed cafetariaplan – hun arbeiders en bedienden de mogelijkheid om een deel van hun toekomstig loon in te ruilen voor de terbeschikkingstelling van een (elektrische) bedrijfsfiets. Mobiliteitsmodi combineren wordt trouwens ook van overheidswege gestimuleerd, onder andere door de inzet van besturen op een veiligere en uitgebreidere infrastructuur.”
Het nationale gemiddelde van Belgische werknemers uit de private sector die regelmatig voor trein, tram, bus of metro kiezen, is in 2019 blijven hangen op 8,3 %. Maar zelfs dat bescheiden aandeel wordt in Limburg niet gehaald, daar is de stagnatie ingetreden op 5,5 % regelmatige gebruikers van het openbaar vervoer. Blijkbaar kan het aanbod openbaar vervoer in Limburg zijn werknemers niet bekoren. Vanzelfsprekend verbergt dit gemiddelde grote verschillen. In een onderneming met een goed aanbod openbaar vervoer en waar bijvoorbeeld normale kantoortijden van toepassing zijn, zal het gebruik van het openbaar vervoer een veel groter aandeel uitmaken.
Figuur 2: Verdeling verschillende mobiliteitsoplossingen in Limburg (2019)
Belgen werken nog altijd op gemiddeld 19,4 km van waar ze wonen, in Limburg is dat 21,9 km. Dat gemiddelde lijkt niet spectaculair te bewegen, maar er komen jaar na jaar toch enkele meters bij. Als we kijken naar 5 jaar geleden (2014), dan woonde de Limburgse werknemer op gemiddeld 20,0 km. Gert Mertens: “We hebben in 2018 en 2019 vastgesteld dat er een aanzienlijke groei van de tewerkstelling was. Ook deze groei heeft dus geen wezenlijke impact gehad op de afstand die werknemers afleggen tussen woon- en werkplaats. Steeds meer werknemers krijgen de kans om regelmatig van thuis te werken, of hun werkuren ietwat zelf te kiezen. Hierdoor kunnen ze ook de files vermijden. Dat maakt dat de afstand woon-werk een enigszins andere, relatievere invulling heeft gekregen voor deze werknemers. Werkgevers die in staat zijn om hun werknemers meer plaats- en tijdonafhankelijk te laten werken, zullen hiervan de vruchten plukken doordat ze meer attractief zullen zijn voor hun huidige werknemers en voor kandidaten. Hun retentie en wervingskracht zullen er wel bij varen.”
Over het onderzoek
De verzamelde gegevens zijn gebaseerd op de werkelijke loongegevens van de werknemers in dienst bij meer dan 40.000 werkgevers uit de private sector, waartoe zowel kmo’s als grote ondernemingen behoren. De data werden via de Acerta-Mobiliteitsbarometer verzameld tussen 2018 en 2019 en geven een representatieve weergave van de Belgische werknemerspopulatie. Acerta voert metingen uit op kwartaalbasis.
Gelieve contact op te nemen met Acerta – Sylva De Craecker
T +32 478 27 93 62
E Sylva.De.Craecker@acerta.be